De Smet Accountants - FiscKwartaaltje - Nummer 2

1. FIS KWARTAAL(TJE) Inhoud Nummer 2 - mei 2023 Tips voor de ondernemer • TEK-voorschot aanvragen • Achterstand op betalingsregeling coronaschuld – wat nu? • Tijdig FOR of stakingswinst omzetten voor premieaftrek in 2022 • Forse huurindexering: wat kunt u hiertegen doen? • Subsidieregeling verduurzaming mkb heropend • Digitaal platform – bent u klaar voor DAC7? Tips voor de DGA • Leg afspraken vast in managementovereenkomst • Turboliquidatie wordt minder eenvoudig Tips voor werkgevers en werknemers • Studenten- en scholierenregeling – uitkomst bij vakantiekrachten • Dien tijdig laatste NOWvaststellingsverzoeken in • Fitte AOW-er – oplossing voor uw personeelstekort • Fiets van de zaak en (vaste) reiskostenvergoeding Tips voor elke belastingbetaler • Box 3: doos van Pandora? • Zonnepaneelzaken • Vrijwilligersregeling – hoe zit het ook al weer? ONDERNEMER TEK-voorschot aanvragen Op 21 maart 2023 was het dan eindelijk zover: de RVO opende het aanvraagloket voor de Tegemoetkoming energiekosten (TEK). U kunt de TEK aanvragen voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. De Europese Commissie heeft inmiddels goedkeuring verleend voor deze tegemoetkoming, waardoor de RVO ook tot uitbetaling kan overgaan. Het aanvraagloket sluit op 2 oktober 2023 om 17:00 uur. Hebt u een mkb-bedrijf waarvan de energiekosten minimaal 7% van uw omzet in 2022 bedragen (de energie-intensiteitseis)? Dan komt u voor de TEK in aanmerking. U krijgt eerst een voorschot. Pas in 2024 kan worden berekend wat uw definitieve tegemoetkoming moet zijn. Dan zijn alle daarvoor benodigde gegevens bekend. Ieder mkb-bedrijf dat de TEK tijdig aanvraagt en aan de voorwaarden voldoet, heeft recht op de tegemoetkoming. Sinds de bekendmaking eind vorig jaar is de TEK wel op enkele punten gewijzigd. Wijzigingen Het voorschotpercentage van de maximale vergoeding is verlaagd naar uiteindelijk 35%. Aanvankelijk werd het percentage verlaagd van 60% naar 50%, maar het Centraal Planbureau schat in dat de energieprijzen verder gaan dalen. Door het voorschotpercentage verder te verlagen wordt het risico op achteraf terugbetalen zo klein mogelijk gehouden. Daarnaast zijn de definitieve modelprijzen vastgesteld. Voor 2022 op € 2,41 per m3 gas en op € 0,59 per kWh elektriciteit en voor 2023 op € 3,19 per m3 gas en op € 0,95 per kWh voor elektriciteit. De RVO berekent hiermee of u voldoet aan de energie-intensiteitseis. De TEK bedraagt maximaal 50% van het verschil tussen de drempelprijs en de modelprijs. De drempelprijs bedraagt € 1,19 per m3 gas en € 0,35 per kWh elektriciteit. Tip Wilt u weten of u voor de TEK-regeling in aanmerking komt? Controleer dan eerst aan de hand van de rekenvoorbeelden op de site van de RVO of u aan de energie-intensiteitseis voldoet.

2. Terug naar inhoud FIS KWARTAAL(TJE) Als u een achterstand heeft op de betalingsregeling voor het aflossen van uw coronabelastingschuld, dan hebt u hierover waarschijnlijk een of meerdere brieven ontvangen van de Belastingdienst met mogelijk bijgevoegd een schuldenoverzicht en een overzicht van uw betalingen op de betalingsregeling vanaf september 2022. De Belastingdienst roept u in de brieven op om in actie te komen door bijvoorbeeld alsnog gebruik te maken van de versoepelingen van de betalingsregeling of om hulp te zoeken. Versoepelingen Hebt u een in de kern gezond bedrijf, dan kunt u gebruikmaken van de mogelijkheid om de vastgestelde maandbedragen per kwartaal te voldoen. Ook kunt u een eenmalige betaalpauze van maximaal zes maanden aanvragen. Hebt u een coronabelastingschuld van tenminste € 10.000? In dat geval kunt u deze schuld onder voorwaarden ook aflossen in maximaal 7 jaar in plaats van 5 jaar. U dient hiervoor een verzoek in bij de Belastingdienst, waarin u onderbouwt waarom u niet in 5, maar wel in 7 jaar uw coronabelastingschuld kunt aflossen. Een belangrijke voorwaarde om deze versoepelingen te kunnen benutten, is dat u vanaf 1 oktober 2022 steeds aan uw reguliere betalingsverplichtingen (zoals afdracht btw en loonheffingen) hebt voldaan. ONDERNEMER Achterstand op betalingsregeling coronaschuld – wat nu? Hulp bij schuldsanering Als u niet (meer) aan de voorwaarden van de betalingsregeling kunt voldoen en u en/of uw bedrijf kampt met een te hoge schuldenlast om op termijn levensvatbaar te zijn, dan zit er niets anders op dan om de schulden te saneren. Dat kan door 1-op-1 afspraken te maken met uw schuldeisers. Een nadeel van deze vorm van sanering is dat vaak een deel van de schuldeisers niet zal willen meewerken, of alleen wil meewerken als alle schuldeisers meewerken. Een andere optie zou dan een WHOA-schuldsaneringstraject kunnen zijn, waarbij de niet-welwillende schuldeisers door een rechter gedwongen kunnen worden om alsnog akkoord te gaan met een schuldsanering. WHOA staat voor Wet homologatie onderhands akkoord. Ook dit traject is aan regels gebonden. Bovendien kost saneren geld. De schulden zullen soms deels moeten worden afgekocht en er zijn veelal ook specialisten nodig (herstructureringskundige, jurist/advocaat, etc.). Dit betekent dat vaak naar herfinanciering gezocht moet worden. Daarnaast zal uw bedrijf na sanering weer – aantoonbaar! – levensvatbaar moeten zijn. Is dat niet het geval, dan is sanering meestal niet de juiste keuze. Soms kan een sanering worden gevolgd door een bedrijfsbeëindiging. De sanering heeft dan als doel het voorkomen van een faillissement in plaats van de levensvatbaarheid van uw onderneming daarna. Niks doen is geen optie De Belastingdienst heeft laten weten dat ondernemers die ondanks de brieven geen actie hebben ondernomen, vanaf eind mei beschikkingen kunnen krijgen, waarmee de betalingsregeling wordt ingetrokken. Dit blijft achterwege als u slechts één aflossingstermijn niet hebt betaald, terwijl u wel aan de overige voorwaarden van de betalingsregeling heeft voldaan. Na ontvangst van de beschikking hebt u nog twee weken de tijd om de betalingsachterstand in te lopen. Daarna begint de Belastingdienst gefaseerd met invorderingsmaatregelen. Het is overigens nog maar de vraag of de soep inderdaad zo heet zal worden gegeten, als die nu wordt opgediend.

3. Terug naar inhoud FIS KWARTAAL(TJE) De meeste huurcontracten (horeca/detailhandel/ kantoorruimte) bevatten een bepaling die het mogelijk maakt om de huurprijs jaarlijks aan te passen op basis van de Consumenten Prijs Index (CPI). Die loopt soms wel op tot circa 14%. Wilt u weten welke indexeringsdata van toepassing zijn? Raadpleeg dan altijd uw huurovereenkomst. Van belang is onder meer de datum waarop indexering mag plaatsvinden en welke formule wordt gebruikt. Bij de huidige hoge inflatiecijfers wordt u dubbel getroffen: u betaalt hogere energiekosten (die de hoge inflatie deels veroorzaken) én een hogere huur vanwege de indexatie (mede veroorzaakt door de hogere energiekosten). Kerninflatiecijfer Door uit te gaan van het kerninflatiecijfer (inflatie excl. energie- en voedselprijzen) wordt een reëler beeld bereikt. Brancheorganisaties hebben dit wel eerder bepleit namens de horeca en detailhandel. U kunt dit uiteraard als argument gebruiken om te onderhandelen met de verhuurder. Wat kunt u verder nog doen tegen de forse huurindexering? Een beroep op onvoorziene omstandigheden zal niet snel slagen, omdat de indexering niet onvoorzien was. In de huurovereenkomst is immers juist wel voorzien in een bepaling die ziet op de indexering. Dus ‘afspraak is afspraak’ en dit valt daardoor onder het ondernemingsrisico. Een rechter zal dan ook niet snel ingrijpen. ONDERNEMER Forse huurindexering: wat kunt u hiertegen doen? Wilt u uw bedrijf verduurzamen, maar hebt u geen tijd om u daarin te verdiepen? Sinds 1 april jl. kunt u onder voorwaarden weer subsidie krijgen voor het laten opstellen van een energieadvies op maat en voor de ondersteuning bij de uitvoering van dat advies. Deze Subsidieregeling Verduurzaming MKB (SVM) werd vorig jaar stopgezet wegens oneigenlijk gebruik, maar is nu weer opengesteld in aangescherpte vorm. De externe energieadviseur zoekt voor u uit hoe u het beste energie kunt besparen. Enerzijds door maatregelen om de CO2-uitstoot van uw bedrijfspand te beperken, zoals isolatie of HR++-glas, zonnepanelen of LED-verlichting en anderzijds door energiebesparende maatregelen in uw bedrijfsvoering. Denk aan koeling, keuken- en ICT-apparatuur en elektrische bedrijfswagens. Voor het verduurzamingsadvies krijgt u minimaal € 400 en maximaal € 750 subsidie. Daarnaast kunt u subsidie krijgen voor ondersteuning bij de uitvoering van de maatregelen, bijvoorbeeld voor het inschakelen van een accountant of projectleider die het inkooptraject en de financiering regelt. Het maximale subsidiebedrag voor het advies en de ondersteuning bedraagt € 2.500. De subsidie is specifiek bedoeld voor de mkb-ondernemer. U kunt de subsidie bij de RVO aanvragen tot 30 september 2023, 17:00 uur. De subsidies worden verstrekt op volgorde van binnenkomst. Dus wacht niet te lang met uw aanvraag, want op is op. Let op U krijgt deze subsidie alleen voor het advies op maat en de ondersteuning bij de uitvoering ervan. Voor de benodigde investeringen, bijvoorbeeld de aanschaf- of installatiekosten, kunt u mogelijk gebruikmaken van andere subsidies of regelingen, zoals de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) of de Energieinvesteringsaftrek (EIA). ONDERNEMER Subsidieregeling verduurzaming mkb heropend Tot en met 2022 kon u pensioen opbouwen in de fiscale oudedagsreserve (FOR). Heeft u een FOR opgebouwd, dan mag u die nog volgens de oude regels omzetten in een lijfrente. Wilt u uw oudedagsreserve omzetten in een lijfrente bij een bank of verzekeraar en de lijfrentepremie nog in de IB-aangifte 2022 in aftrek brengen? Zorg er dan voor dat u de premie op tijd betaalt. De lijfrentepremie is nog aftrekbaar in 2022 als u de premie uiterlijk vóór 1 juli 2023 hebt betaald. ONDERNEMER Tijdig FOR of stakingswinst omzetten voor premieaftrek in 2022 Stakingslijfrente Hebt u uw onderneming in 2022 gestaakt en wilt u in dat jaar de stakingslijfrentepremieaftrek claimen? Zorg er dan voor dat u de premie uiterlijk vóór 1 juli 2023 hebt betaald. U mag de stakingslijfrentepremie dan in mindering brengen op het inkomen in het stakingsjaar. De aftrek is wel gemaximeerd. De hoogte hangt onder meer af van uw leeftijd op het stakingsmoment, de mate van eventuele arbeidsongeschiktheid en van de ingangsdatum van de lijfrente-uitkeringen.

4. Terug naar inhoud FIS KWARTAAL(TJE) Exploitanten van een digitaal platform die in Nederland gevestigd zijn of Nederlandse gebruikers faciliteren, moeten sinds 1 januari 2023 verplicht jaarlijks informatie aanleveren bij de Belastingdienst over verkopers of verhuurders die via dit platform inkomsten verwerven. Dit volgt uit nieuwe EU-regelgeving (DAC7). Hebt u een dergelijk digitaal platform? In dat geval bent u begin 2024 voor het eerst rapportageplichtig over het kalenderjaar 2023. Doel hiervan is het vergroten van fiscale transparantie in de digitale economie. De gerapporteerde gegevens kunnen worden gebruikt voor zowel de inkomstenbelasting als de btw. Welke platformen precies? De rapportageverplichting geldt voor u als u uw digitale platform ter beschikking stelt aan verkopers om commerciële activiteiten te verrichten. Het begrip commerciële activiteiten is ruim geformuleerd en omvat de verhuur van onroerende goederen, persoonlijke diensten, de verkoop van goederen, de verhuur van vervoermiddelen en beleggingsdiensten. Niet alle activiteiten op een platform vallen binnen de reikwijdte van DAC7. Uw platform valt in principe niet onder de rapportageverplichting als uw platform uitsluitend advertenties plaatst, gebruikers doorverwijst naar een platform of betalingen verwerkt. Valt uw digitale platform binnen de reikwijdte van DAC7, dan moet u veel informatie van de verkopers op uw platform opvragen, verifiëren en vastleggen. Dit jaar betreft die informatie alleen de (transactie) gegevens van nieuwe verkopers. Vanaf 2024 bent u verplicht te rapporteren over de (transactie) gegevens van alle verkopers. Ook zult u doorlopend moeten controleren op relevante wijzigingen in omstandigheden. Dit heeft een flinke impact op uw organisatie. Zo moet u uitzoeken bij welke verkopers/verhuurders u gegevens moet opvragen en welke procedures en controles u in uw organisatie moet invoeren om aan deze nieuwe verplichting te voldoen. Tip Als uw organisatie onder de rapportageverplichting valt, zorg er dan voor dat u tijdig begint met het in kaart brengen van de verkopers en verhuurders die via uw platform inkomsten verwerven en vraag tijdig bij hen de benodigde informatie op, zodat u begin volgend jaar helemaal klaar bent om uiterlijk 31 januari 2024 aan uw rapportageverplichting te voldoen. Niet voldoen aan deze verplichting leidt tot hoge boetes. ONDERNEMER Digitaal platform – bent u klaar voor DAC7? DGA Leg afspraken vast in managementovereenkomst Het is van groot belang dat bestuurders hun afspraken vastleggen in een managementovereenkomst. Dit belang werd recent nog maar weer eens aangetoond in de zaak van een familiebedrijf dat werd bestuurd door twee broers: Joris en Jaap. In de managementovereenkomst waaraan zij zich hebben gecommitteerd, is bepaald dat deze eindigt op 1 januari, volgende op het jaar dat een bestuurder 67 jaar wordt. Jaap is 67 jaar geworden in 2022. Joris zegt daarom – namens de vennootschap – de managementovereenkomst met hem op per 1 januari 2023. Jaap weigert echter om na 1 januari 2023 zijn bestuursfunctie neer te legen. Volgens hem kan zijn broer de managementovereenkomst niet namens de vennootschap opzeggen, omdat dit kwalificeert als een bestuursbesluit, dat zij samen moeten nemen. Wat oordeelt de rechter? De rechter gaat hier niet in mee. Het was voor Jaap duidelijk wat de gevolgen waren van de afspraken waarvoor hij getekend heeft in de managementovereenkomst. Van hem kan daarom worden verwacht dat hij deze afspraken nakomt. Ten overvloede merkt de rechter op dat ook als er inderdaad een bestuursbesluit zou moeten worden genomen, Jaap vanwege een tegenstrijdig belang niet betrokken zou worden bij de besluitvorming. Het gelijk is aan Joris. Jaap wordt geschorst en mag de vennootschap niet meer vertegenwoordigen. Ook heeft hij geen toegang meer tot de bedrijfspanden, -systemen en -gegevens. Zouden Joris en Jaap de afspraak dat een bestuurder op 67-jarige leeftijd met pensioen gaat niet hebben vastgelegd in de managementovereenkomst? Dan was er een niet gemakkelijk op te lossen impasse ontstaan tussen de twee bestuurders. Joris, althans de vennootschap, had dan geen contractuele grond gehad om de managementovereenkomst op te zeggen.

5. Terug naar inhoud FIS KWARTAAL(TJE) Een rechtspersoon kan – onder voorwaarden – worden ontbonden zonder dat een vereffening hoeft plaatst te vinden (de turboliquidatie). Dit kan betekenen dat een rechtspersoon van de ene op de andere dag is ontbonden en uitgeschreven. Dat kan vervelend uitpakken voor schuldeisers. Onlangs is een nieuwe tijdelijke wet aangenomen die strengere eisen stelt aan turboliquidaties, waardoor schuldeisers beter worden beschermd. De wet geldt in beginsel voor twee jaar, maar met een optie tot verlenging. Strengere eisen Een van de strengere eisen betreft de verplichting om financiële verantwoording af te leggen voor het bestuur van de rechtspersoon die door een turboliquidatie is geëindigd. Het bestuur moet deze stukken deponeren bij de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven. Dit betreft meestal het Handelsregister. Mochten er redenen zijn om te veronderstellen dat de verantwoordingsplicht niet is nageleefd, dan kunnen de schuldeisers met machtiging van de kantonrechter de administratie van de ontbonden rechtspersoon inzien. Een andere aanvullende eis ziet op de situatie waarin schulden zijn achtergebleven na een turboliquidatie. In dat geval kunnen bestuurders een bestuursverbod opgelegd krijgen, als zij: • niet aan de deponeringsplicht hebben voldaan; • in aanloop van de ontbinding doelbewust een of meer schuldeisers aanmerkelijk hebben benadeeld, of • herhaaldelijk betrokken zijn geweest bij een ontbinding zonder baten met achterlating van schulden of bij een faillissement en hen daarvan een persoonlijk verwijt treft. Het is nog niet bekend wanneer de wet inwerking treedt. Dit wordt zeer waarschijnlijk 1 juli 2023. DGA Turboliquidatie wordt minder eenvoudig Maakt u deze zomer gebruik van vakantiekrachten? Bijvoorbeeld omdat uw vaste personeel met vakantie gaat of omdat u juist in de zomer een seizoenpiek heeft en extra personeel moet inzetten om het werk gedaan te krijgen? Maak dan gebruik van de fiscaal aantrekkelijke studenten- en scholierenregeling. Daarbij mag u de kwartaaltabel toepassen, ook al is het werkelijke loontijdvak anders. In deze tabel is meer loonheffingskorting verwerkt dan in andere tijdvaktabellen, waardoor de student meer nettoloon overhoudt. Het loon van drie maanden wordt bij elkaar opgeteld en de loonbelasting/ premies volksverzekeringen (loonheffing) worden per kwartaal berekend. Ook voor de premies werknemersverzekeringen en de bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) past u het kwartaaltijdvak en de kwartaaltabel toe. Een ander voordeel voor de student is dat hij/zij niet hoeft te wachten tot het volgende kalenderjaar om de te veel betaalde loonbelasting via de IB-aangifte terug te vragen. Schriftelijk verzoek U komt voor toepassing van de studenten- en scholierenregeling in aanmerking als u hiertoe een schriftelijk, gedagtekend en ondertekend verzoek van de student heeft. Daarin moeten de volgende gegevens zijn opgenomen, die u in uw loonadministratie moet bewaren: • naam, geboortedatum, BSN-nummer, adres en woonplaats van de student of scholier; • het correspondentienummer van de studiefinanciering (of tegemoetkoming studiekosten) of het registratienummer van de kinderbijslag; • de ingangsdatum van de regeling; • als u een buitenlandse student of scholier in dienst neemt, gelden aanvullende eisen. WERKGEVERS EN WERKNEMERS Studenten- en scholierenregeling – uitkomst bij vakantiekrachten

6. Terug naar inhoud FIS KWARTAAL(TJE) Als u een fiets ter beschikking stelt aan een werknemer die deze voor zijn woon-werkverkeer gebruikt, past u de fiscale bijtelling van 7% toe en de werknemer ontvangt verder geen reiskostenvergoeding. Dit levert geen administratieve problemen op. Het wordt lastiger als de werknemer voor een paar dagen per week of af en toe (bijvoorbeeld als het regent) de fiets van de zaak laat staan, met de eigen auto naar het werk gaat en u hier een onbelaste reiskostenvergoeding voor wilt geven. Hoe gaat u daar als werkgever mee om? Op de dagen dat de werknemer op de fiets van de zaak naar het werk komt, mag u geen onbelaste reiskostenvergoeding geven aan de werknemer. Komt de werknemer met een eigen auto, dan mag u hiervoor wel een onbelaste reiskostenvergoeding geven van maximaal € 0,21 per kilometer. Die kunt u toekennen op declaratiebasis of als vaste reiskostenvergoeding. Wel moet u dan aannemelijk maken dat de werknemer een ander vervoermiddel gebruikt dan de fiets van de zaak. Administratieve last voorkomen In de praktijk brengt dit een te grote administratieve last met zich mee. Om dit te vereenvoudigen, is de mogelijkheid geboden om individueel afspraken te maken over hoeveel dagen per week met de fiets van de zaak wordt gereisd en hoeveel dagen met de eigen auto. Deze afspraken vormen dan de basis voor het vaststellen van de reiskostenvergoeding. Voorwaarden: de afspraken moeten zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer én ze moeten voldoende realiteitswaarde hebben. Een incidentele afwijking van deze afspraak hoeft niet te resulteren in aanpassing van de vergoeding. WERKGEVERS EN WERKNEMERS Fiets van de zaak en (vaste) reiskostenvergoeding Met het huidige personeelstekort zouden ervaren, oude medewerkers welkom moeten zijn, zeker als ze nog fit zijn. Maar ondanks de in 2016 ingetreden Wet werken na de AOW-leeftijd – met veel gunstige regelingen voor u als werkgever – heeft de markt die fitte AOW’er nog onvoldoende in beeld. Aan de overheid ligt het niet, want die heeft een groot aantal voordelen voor werkgevers die de stap wagen om wel met een AOW’er in zee te gaan. Zo bestaat er géén premieplicht, géén verplichting tot betaling van een transitievergoeding en géén mogelijkheid tot een beroep op de Wet flexibel werken. En dat is niet het enige. Er bestaat ook een gunstiger ketenregeling (zoals 6 tijdelijke contracten in 4 jaar tijd) en u hoeft geen 104 weken loon door te betalen bij ziekte, maar ‘slechts’ 13 weken. Dit laatste wordt nog gunstiger, want de loondoorbetalingsplicht bij ziekte van een werkende AOW’er wordt op 1 juli 2023 teruggebracht naar 6 weken! Let op Is de werkende AOW-er al ziek vóór 1 juli 2023? Dan blijft de 13 weken loondoorbetaling gelden. WERKGEVERS EN WERKNEMERS Fitte AOW-er – oplossing voor uw personeelstekort Hebt u tijdens de coronapandemie gebruikgemaakt van NOW 5.0 (zevende aanvraagperiode: november en december 2021) en/of NOW 6.0 (achtste en laatste aanvraagperiode: januari t/m maart 2022)? Dan hebt u uiterlijk tot en met 2 juni 2023 de tijd om een vaststellingsverzoek in te dienen bij het UWV voor de definitieve berekening van de NOW-subsidie in deze aanvraagperiodes. Let op Er kan nog een datum voor u van belang zijn in verband met de NOW-subsidie. Dit betreft de NOW-subsidie voor de derde tot en met zesde aanvraagperiode (NOW 3.1 tot en met NOW 4.0), waarbij u gebruik hebt gemaakt van de uitstelmogelijkheid voor het aanleveren van de derdenverklaring of accountantsverklaring. Heeft het UWV u dat uitstel verleend, weet dan dat u uiterlijk op 26 juli 2023 de benodigde derden- of accountantsverklaring alsnog moet aanleveren bij het UWV. WERKGEVERS EN WERKNEMERS Dien tijdig laatste NOW-vaststellingsverzoeken in

7. Terug naar inhoud FIS KWARTAAL(TJE) BOX 3 BELASTINGBETALER Box 3: doos van Pandora? Er zijn voortdurend nieuwe ontwikkelingen rond de afhandeling van de bezwaren tegen de box-3-heffing. Vandaar dat we ook in dit nummer van het FiscKwartaalt(tje) u weer ‘bijpraten’ over de laatste stand van zaken. Zo zijn inmiddels de definitieve forfaits van de Wet rechtsherstel box 3 voor 2022 gepubliceerd. Deze forfaits wijken op twee punten af van de voorlopige forfaits voor de verschillende categorieën van box 3 in 2022. Het forfait voor bank- en spaartegoeden is verlaagd van 0,01% naar 0,00%. Het forfait voor schulden is verlaagd van 2,46% naar 2,28%. Het forfait voor de overige bezittingen (5,53%) is niet gewijzigd. Dit is goed nieuws als uw vermogen vooral uit bank -en spaartegoeden bestaat en slecht nieuws als u vooral overige bezittingen heeft en eventuele schulden in box 3. Het forfait voor de overige bezittingen is in de nieuwe tijdelijke Overbruggingsbox 3, die dit jaar van start is gegaan, voorlopig nog hoger vastgesteld dan voor 2022, namelijk op 6,17%. De tijdelijke Overbruggingsbox 3 is ook op de forfaitaire spaarvariant gebaseerd. Dit box-3-stelsel zou tot en met 2025 gaan gelden, maar staatssecretaris Van Rij heeft al aangegeven dat het waarschijnlijk toch pas 2027 wordt, voordat het box-3-stelsel gebaseerd op de werkelijke rendementen van het vermogen zal worden ingevoerd. Wel heeft de staatssecretaris ondertussen in de Tweede Kamer de voordelen uiteengezet van een verfijnde spaarvariant ten opzichte van een box-3-heffing naar het werkelijk rendement. Of daarmee een heffing naar werkelijk rendement toch weer wordt heroverwogen, zal de toekomst leren. Meer verzet Het verzet tegen de box-3-heffing concentreerde zich aanvankelijk vooral op de onredelijkheid van de wijze waarop bank- en spaartegoeden in de heffing werden betrokken. Het forfaitair rendement op deze tegoeden is nu op (vrijwel) nul gesteld en de Hoge Raad heeft uitspraak gedaan op de massaalbezwaarprocedure van de tijdige bezwaarmakers over de periode 2017-2020. Voor de niet-bezwaarmakers is het nu wachten op de uitspraak van de Hoge Raad in de massaalbezwaarplusprocedure. In deze procedure staat de vraag centraal of mensen die geen of te laat bezwaar hebben gemaakt tegen de box-3-heffing over de periode 2017- 2020 toch ook recht hebben op compensatie. Inmiddels is het verzet tegen de box-3-heffing uitgebreid naar de overige bezittingen. Zo bereidt de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) gerechtelijke stappen voor. Zij vindt het onredelijk dat beleggers voor 2022 geacht worden een rendement te hebben behaald van 5,53%, terwijl zij feitelijk een gemiddeld verlies van 14% hebben geleden, zoals blijkt uit cijfers van De Nederlandsche Bank. Dit strookt volgens de VEB niet met het uitgangspunt dat het forfaitaire rendement het werkelijke rendement zo veel als mogelijk moet benaderen. Ook Forumvast, de belangenvereniging van aanbieders van vastgoedbeleggingsproducten, bereidt gerechtelijke stappen voor. Zij verzet zich tegen de wijze waarop vastgoed in de box-3-heffing wordt betrokken. Aanhouden bezwaarschriften en definitieve aanslagen Inmiddels is besloten om alle ingediende bezwaarschriften tegen de box-3-heffing in de nog openstaande IB-aanslagen tot en met 2022 aan te houden, mits deze zijn voorzien van de bezwaargronden. Ook worden er over deze jaren tijdelijk geen definitieve aanslagen opgelegd. Het moet steeds gaan om aanslagen met box-3-inkomen dat bestaat uit meer dan alleen banktegoeden. Er wordt nu eerst gewacht op een uitspraak van de Hoge Raad in de lopende procedures waarin de invulling van het begrip ‘werkelijk rendement’ centraal staat. Deze aanpak is tot stand gekomen in goed overleg met de beroeps- en belangenorganisaties. Let op Heeft u al een definitieve aanslag IB 2021 of 2022 ontvangen, waarin box-3-inkomen is begrepen dat uit meer bestaat dan banktegoeden? In dat geval moet u tijdig bezwaar maken als u het niet eens bent met de aanslag om uw rechten veilig te stellen.

8. Terug naar inhoud FIS KWARTAAL(TJE) BELASTINGBETALER Zonnepaneelzaken Vanaf 2023 betaalt u geen btw meer bij de aankoop en installatie van zonnepanelen op of bij uw woning. Maar kocht u de zonnepanelen in 2022, dan betaalde u nog wel btw. Die btw op de aanschafprijs van de panelen en op de installatiekosten kunt u terugvragen bij de Belastingdienst. Doe dit wel op tijd. U moet de teruggaaf namelijk aanvragen binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin u de panelen hebt gekocht, dus vóór 1 juli 2023. Uitbreiding toepassingsbereik forfait Als zonnepaneelhouder bent u voor de levering van elektriciteit ook na 31 december 2022 nog steeds btw-ondernemer. U moet in beginsel btw afdragen over de vergoeding die u ontvangt voor het terugleveren van elektriciteit aan uw energieleverancier. Particuliere zonnepaneelhouders kunnen echter bij de aanschaf van zonnepanelen kiezen voor de kleineondernemersregeling (KOR). Heeft u een jaaromzet van de zonnepanelen van maximaal € 1.800? Dan hoeft u zich niet aan te melden als btw-ondernemer. U maakt dan automatisch gebruik van de kleineondernemersregeling (KOR). Maakt u geen gebruik van de KOR? In dat geval moet u periodiek btw-aangiften indienen en de verschuldigde btw afdragen. Tot voor kort kon u daarbij gebruikmaken van een forfait, mits het totale opwekvermogen van uw zonnepanelen onder de 10.000 Wattpiek bleef. Daarboven moest u de verschuldigde btw zelf berekenen. Sinds 24 februari jl. is het toepassingsbereik van het forfait uitgebreid naar een opwekvermogen van maximaal 15.000 Wattpiek. Tip Sinds 24 februari 2023 kunnen ook ondernemers (bijvoorbeeld zzp’ers) met zonnepanelen op of bij hun woning gebruikmaken van het forfait. Bent u ondernemer? Dan hoeft u de verschuldigde btw voor het terugleveren van elektriciteit dus ook niet meer zelf te berekenen, mits het totale opwekvermogen van uw panelen maximaal 15.000 Wattpiek is. Verricht u vrijwilligerswerk? Dan krijgt u mogelijk een vergoeding voor de eventueel door u gemaakte kosten. Kunt u die kosten aantonen, dan is de vergoeding onbelast. Maar het verzamelen, bijhouden en bewaren van die bewijsstukken, vindt u misschien te veel gedoe. De vrijwilligersregeling kan dan uitkomst bieden. De vergoeding kan namelijk ook onbelast blijven als u voldoet aan de voorwaarden van deze regeling. Een belangrijke voorwaarde is dat u een niet-marktconforme beloning ontvangt. Dat is het geval als de vergoeding binnen de grenzen blijft van € 1.900 per jaar en € 190 per maand. De Belastingdienst gaat ervan uit dat een uurvergoeding van maximaal € 5,00 (of € 2,75 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) niet-marktconform is. Maakt u meer kosten dan € 1.900 per jaar? Dan blijft de vergoeding alleen onbelast als u de daadwerkelijk gemaakte kosten kunt aantonen. Voldoet u niet aan de voorwaarden voor de vrijwilligersregeling, dan moet de organisatie waarvoor u het vrijwilligerswerk verricht, beoordelen of u werknemer bent (in een echte of fictieve dienstbetrekking). Is dat het geval, dan zijn de normale regels voor de loonheffingen van toepassing. Let op! Stel, u doet 35 uur per maand vrijwilligerswerk. U krijgt daarvoor een vergoeding van € 4 per uur en een reiskostenvergoeding van € 60 per maand. Uw vergoeding per uur is dan niet-marktconform. In totaal ontvangt u echter € 140 (35 x € 4) plus € 60 = € 200 per maand, waardoor de vrijwilligersregeling niet van toepassing is. Als u kunt aantonen dat u meer kosten maakt dan de ontvangen vergoeding, kan (een deel van) de vergoeding onbelast blijven. BELASTINGBETALER Vrijwilligersregeling – hoe zit het ook al weer? In deze uitgave is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot en met 20 april 2023. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk) fouten en onvolledigheden. De redactie, de uitgever en de verspreider sluiten bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kunt u altijd contact met ons opnemen.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=