De Smet Accountants - FiscKoffer(tje) - 2023

1

2 INHOUDSOPGAVE Ondernemer ......................................................................................................................... 3 Verlaging mkb-winstvrijstelling ............................................................................................................. 3 Minder afschrijven op gebouwen in eigen gebruik............................................................................... 3 Wijzigingen EIA en MIA........................................................................................................................ 3 Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen ............................................................................................ 3 Afbouw zelfstandigenaftrek .................................................................................................................. 4 HIR bij gedeeltelijke staking door overheidsingrijpen verruimd ........................................................... 4 Kring belastingplichtigen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken verruimd........................................ 4 Verhoging btw-tarief op agrarische goederen en diensten .................................................................. 5 Goedkeuring uitzondering aftrekbeperking horeca .............................................................................. 5 DGA ...................................................................................................................................... 5 Twee box-2-tarieven ............................................................................................................................ 5 Tegengaan ontwijken dividendbelasting .............................................................................................. 5 Wettelijke basis voor gerepareerde doorschuifregeling bij terugkeer uit de bv ................................... 5 Afschaffing giftenaftrek......................................................................................................................... 6 Afschaffen onderscheid open en besloten CV..................................................................................... 6 Aanpak vastgoedaandelentransacties ................................................................................................. 6 Vastgoedmaatregel fiscale beleggingsinstellingen .............................................................................. 7 Definitie vrijgestelde beleggingsinstelling wijzigt ................................................................................. 7 Wijziging fonds voor gemene rekening ................................................................................................ 7 Werkgevers en werknemers ............................................................................................... 8 Herstel maximumbedrag vrije ruimte ................................................................................................... 8 Vrijstelling OV-abonnementen vereenvoudigd .................................................................................... 8 Verdere verhoging onbelaste reiskostenvergoeding ........................................................................... 8 Aanscherping criteria bijtelling zonnecelauto ....................................................................................... 8 Alle belastingbetalers.......................................................................................................... 9 Verhogingen in de eerste tariefschijf.................................................................................................... 9 Verhoging en afbouw algemene heffingskorting.................................................................................. 9 Meer arbeidskorting ............................................................................................................................. 9 Meer ouderenkorting ............................................................................................................................ 9 Hogere gewijzigde IACK ...................................................................................................................... 9 Aanpassing verhuisregeling in eigenwoningregeling bij partners ........................................................ 9 Giften in natura beter onderbouwen .................................................................................................. 10 Aandeel VvE-reservefonds en derdenrekening ................................................................................. 10 Stopzetting periodieke giften.............................................................................................................. 10 Overige voorstellen box 3 .................................................................................................................. 10 Box-3-vorderingen en schulden in dezelfde aangifte......................................................................... 10 Nieuw box-3-stelsel in de maak ......................................................................................................... 11 Afschaffing betalingskorting IB-aanslag............................................................................................. 11 Aanpak no-cure-no-pay bij WOZ en bpm .......................................................................................... 11 Einde STAP-budget ........................................................................................................................... 11 Meer huurtoeslag en kindgebonden budget ...................................................................................... 12 Afkoop lijfrente bij arbeidsongeschiktheid .......................................................................................... 12 Verhoging subsidiepot voor tweedehands elektrische auto’s ............................................................ 12 Nieuwe eerste schijf energiebelasting aardgas ................................................................................. 12 Introductie hardheidsclausule in de Invorderingswet ......................................................................... 12 In deze uitgave is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot en met 19 september 2023. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. De redactie, de uitgever en de verspreider sluiten bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kan je altijd contact met ons opnemen.

3 ONDERNEMER Verlaging mkb-winstvrijstelling De mkb-winstvrijstelling is een aftrekpost van uw winst. U krijgt deze aftrekpost als u een of meerdere ondernemingen hebt. De aftrekpost is een percentage over de behaalde jaarwinst van deze onderneming(en). Nu bedraagt dit percentage nog 14%, maar voorgesteld wordt om dit percentage in 2024 te verlagen naar 12,7%. Minder afschrijven op gebouwen in eigen gebruik U mag als ondernemer in de inkomstenbelasting nu over het bedrijfspand dat u in eigen gebruik hebt, afschrijven tot op 50% van de WOZ-waarde van het pand. Volgend jaar wordt deze afschrijving op uw pand in eigen gebruik beperkt. Dan kunt u nog op dit pand afschrijven tot de WOZ-waarde. Dit is dezelfde afschrijvingsmethode die nu al geldt voor ondernemers die onder de vennootschapsbelasting vallen. Wijzigingen EIA en MIA U kunt energie-investeringsaftrek (EIA) krijgen voor bepaalde energiebesparende investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan, die voorkomen op de Energielijst. De EIA bedraagt nu 45,5%, maar wordt vanaf 2024 structureel verlaagd naar 40%. Het maximale investeringsbedrag zou ook omlaag gaan, maar dat hoeft niet meer door te gaan omdat het budget structureel is verhoogd met € 25 miljoen. De looptijd van de EIA wordt verlengd tot 2029. Deze verlenging geldt ook voor de milieuinvesteringsaftrek (MIA) voor milieuvriendelijke investeringen. Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting maakt het mogelijk om uw onderneming fiscaalvriendelijk over te dragen naar de volgende generatie. In veel gevallen is de bedrijfsoverdracht dan namelijk geheel vrijgesteld of slechts beperkt belast. Daarnaast bestaat er in de inkomstenbelasting een doorschuifregeling die het mogelijk maakt om de aanmerkelijk belangaandelen (5% of meer) in een bv bij overlijden of door schenking over te dragen, zonder dat er belasting verschuldigd is (DSR ab). De BOR en de DSR ab moeten ervoor zorgen dat bij een bedrijfsopvolging de continuïteit van uw bedrijf of bv niet in gevaar komt. Beide regelingen wijzigen de komende jaren. Hierna gaan we alleen dieper in op de enige maatregel die vanaf 1 januari 2024 ingaat. De overige maatregelen gaan pas in 2025 of 2026 in. De maatregelen voor 2025 zijn al wel opgenomen in het Belastingpakket 2024, maar die voor 2026 nog niet. Zo gaat de grens voor de 100%-vrijstelling in 2025 omhoog naar € 1,5 miljoen (nu: € 1,2 miljoen) en daarboven wordt de vrijstelling 70% (nu: 83%) van het ondernemingsvermogen. Ook komt er dan voor de opvolgers een minimumleeftijd van 21 jaar om van de BOR en DRS ab gebruik te kunnen maken. Deze leeftijdsgrens geldt niet voor een bedrijfsopvolging in geval van overlijden. De maatregelen die in 2026 moeten ingaan, worden pas meegenomen in het Belastingpakket voor 2025. Verhuurd vastgoed is beleggingsvermogen Vanaf 1 januari 2024 wordt aan derden verhuurd vastgoed wettelijk aangemerkt als beleggingsvermogen. Hierop kunnen de BOR en de DSR ab dus niet (meer) worden toegepast. Deze regelingen gelden namelijk alleen voor ondernemingsvermogen. Hiermee komt vanaf 2024 een einde aan de discussies met de Belastingdienst over de vraag of bij (vaak

4 omvangrijke) vastgoedportefeuilles wel of geen sprake is van het drijven van een onderneming en dus of er sprake is van ondernemingsvermogen. Afbouw zelfstandigenaftrek Sinds dit jaar wordt de zelfstandigenaftrek nog sneller afgebouwd dan eerder was bepaald. De aftrek wordt namelijk jaarlijks met € 1.280 afgebouwd tot en met 2025. Daardoor bedraagt deze aftrek in 2024 € 3.750 (in 2023: € 5.030). U komt in beginsel voor de zelfstandigenaftrek in aanmerking als u: • jonger bent dan de AOW-gerechtigde leeftijd; én • tenminste 1.225 uren; én • 50% van uw totale arbeidstijd besteedt aan werkzaamheden voor uw onderneming. Hebt u aan het begin van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en voldoet u aan het urencriterium, dan heeft u recht op 50% van de aftrek. HIR bij gedeeltelijke staking door overheidsingrijpen verruimd Als u uw onderneming staakt of een bedrijfsmiddel met winst verkoopt, kunt u gebruikmaken van de herinvesteringsreserve (HIR). De winst reserveert u dan om later een vervangende investering te doen. Als u van de winst een HIR vormt, stelt u de belastingheffing over die winst uit. De herinvestering moet in beginsel wel binnen 3 jaar na het jaar van de verkoop plaatsvinden en u moet steeds aantoonbaar de intentie hebben om te herinvesteren. Het demissionaire kabinet stelt voor om het toepassingsbereik van de HIR te verruimen naar situaties waarin slechts een deel van een onderneming wordt gestaakt door overheidsingrijpen. Dit moet de toegankelijkheid van de HIR vergroten voor met name agrariërs die stoppen. Kring belastingplichtigen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken verruimd Als het aan het demissionaire kabinet ligt gaan ook ondernemers die alcoholvrije dranken direct vanuit andere EU-lidstaten laten leveren aan hun Nederlandse afnemers vanaf 2024, verbruiksbelasting betalen. Door de toename van online verkopen is deze wijze van handelen sterk toegenomen. Op grond van de huidige regelgeving betalen ondernemers alleen verbruiksbelasting bij leveranties, waarbij zij de alcoholvrije dranken fysiek voorhanden hebben. Om ook de groep ondernemers die de alcoholvrije dranken direct laten leveren aan hun afnemers zonder deze dus fysiek voorhanden te hebben, in de verbruiksbelasting te betrekken, wordt de definitie van de belastingplicht uitgebreid. Vanaf 2024 wordt de belastingplicht uitgebreid naar ‘enige andere persoon die is betrokken bij het voorhanden hebben van alcoholvrije dranken’. Tip Zorg dat u regelmatig een urenspecificatie bijhoudt van uw werkzaamheden voor uw onderneming, zodat uw aannemelijk kunt maken dat u aan het urencriterium voldoet.

5 Verhoging btw-tarief op agrarische goederen en diensten Het btw-tarief op bepaalde agrarische goederen en diensten gaat van 9% naar 21%. Dit geldt voor peulvruchten en granen die niet als voedingsmiddel kwalificeren, pootgoed, vee, beetwortelen, land- en tuinbouwzaden, rondhout, stro, veevoeders, vlas en wol, zowel ruw en ongewassen. Dit voorstel heeft ook gevolgen voor het bestaande beleid voor het opfokken van paarden die niet bestemd zijn voor gebruik in de landbouw, zoals ren- en hobbypaarden. Dit beleid zou vanaf 2024 worden vastgelegd in een wettelijke regeling. Maar als het voorstel voor de tariefverhoging van agrarische goederen en diensten doorgaat, dan wordt dit voornemen ingetrokken. Hetzelfde geldt ten aanzien van het beleid voor toepassing van het verlaagde tarief voor het opkweken van groenten en planten. Goedkeuring uitzondering aftrekbeperking horeca De aftrek van btw is uitgesloten als de btw in rekening is gebracht voor het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant- pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts korte tijd verblijven. Deze aftrekbeperking voor de horeca geldt ook voor u als ondernemer als u spijzen en dranken niet consumptief verbruikt, maar verricht aan een andere ondernemer. Om opeenstapeling van btw te voorkomen ligt in een beleidsbesluit vast dat u de btw op dranken en spijzen toch in vooraftrek mag brengen. Daaraan zijn de voorwaarden verbonden dat u deze verstrekkingen niet afneemt als eindverbruiker én dat u op uw beurt de spijzen en dranken tegen vergoeding verstrekt aan een ander en daarvoor btw in rekening brengt. Deze goedkeuring wordt nu vastgelegd in een wettelijke regeling. DGA Twee box-2-tarieven Vanaf 1 januari 2024 wordt een progressief tarief ingevoerd in box 2: een eerste schijf met een tarief van 24,5% voor box-2-inkomen (bijvoorbeeld dividenden) tot € 67.000 (fiscale partners € 134.000) en daarboven een tarief van 31%. Vorig jaar is ook de Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap aangenomen. Een van de artikelen in de wet verwijst naar het huidige box-2-tarief (26,9%). Omdat er volgend jaar twee box-2-tarieven bestaan, is de verwijzing in dat artikel daarop aangepast. Tegengaan ontwijken dividendbelasting Een in Nederland woonachtige aandeelhouder aan wie dividend wordt uitgekeerd, is daarover 15% dividendbelasting verschuldigd. Maar deze dividendbelasting kan worden verrekend met de inkomstenbelasting. Is de Nederlandse aanhouder een bv, dan kan zij de ingehouden dividendbelasting verrekenen met de vennootschapsbelasting. Buitenlandse aandeelhouders hebben deze verrekeningsmogelijkheid vaak niet en moeten de dividendbelasting dus feitelijk betalen. Om dit te voorkomen wordt de economische (het dividend zelf) en de juridische gerechtigdheid tot het dividend (het recht op dividend) uit elkaar gehaald. Dit is een ongewenste constructie die het demissionaire kabinet wil tegengaan door het per 1 januari 2024 wettelijk vastleggen van een registratiedatum. Daarbij wordt vastgelegd wie op deze datum recht heeft op verrekening, vermindering of teruggaaf van dividendbelasting. Daarnaast wordt de bewijslastpositie van de inspecteur verbeterd. Wettelijke basis voor gerepareerde doorschuifregeling bij terugkeer uit de bv U kunt de onderneming in uw bv zonder belastingheffing laten terugkeren van de vennootschapsbelasting (Vpb) naar de inkomstenbelasting (IB). Hierbij kunt u de niet-

6 verrekende verliezen in de Vpb meenemen naar de IB. Daarop vindt dan nog wel eerst een correctie plaats vanwege de tariefverschillen tussen de Vpb en de IB. In het Belastingplan 2023 had deze correctie moeten worden aangepast vanwege de wijziging van het lage Vpb-tarief, de aftopping van de aftrek mkbwinstvrijstelling en de gewijzigde IB-tarieven. Dat is toen niet gebeurd. Dit wordt nu gerepareerd met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023. Deze werkwijze krijgt een wettelijke basis. Afschaffing giftenaftrek Een bv kan de giften aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of aan een steunstichting sociaal belang behartigende instelling (SBBI) aftrekken van haar winst. De aftrek is wel gemaximeerd tot 50% van de winst met een maximum van € 100.000. Wordt meer geschonken, dan wordt dit beschouwd als een winstuitdeling aan de aandeelhouder. Voorgesteld is om de giftenaftrek af te schaffen. Daarmee wordt ook de bovenmatige gift niet meer als winstuitdeling aangemerkt. Afschaffen onderscheid open en besloten CV Nederland kent bepaalde rechtsvormen die men in het buitenland niet kent. Dergelijke kwalificatieverschillen kunnen ertoe leiden dat in Nederland een rechtsvorm wel als zelfstandig belastingplichtig wordt beschouwd, maar in een ander land niet. Dit is het geval bij een besloten en een open commanditaire vennootschap (CV). De open CV is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting, de besloten CV niet. Dit onderscheid komt vanaf 2025 te vervallen. Alle CV’s zijn dan besloten en niet meer belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Belastingheffing vindt dan plaats bij de achterliggende commanditaire vennoten en niet bij de CV zelf. Voor bestaande belastingplichtige open CV’s komt er wel een overgangsregeling, waarbij de fiscale claim onder voorwaarden kan worden doorgeschoven. Daarnaast wil het demissionaire kabinet vanaf 2025 ook de kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen aanpassen. Aanpak vastgoedaandelentransacties Koopt u een nieuwe onroerende zaak? Dan bent u bij de levering 21% btw verschuldigd. Koopt u een bestaande onroerende zaak? Dan bent u 10,4% overdrachtsbelasting (OVB) verschuldigd. Bij aankoop van een nieuwe onroerend zaak betaalt u dus geen OVB en bij aankoop van een bestaande onroerende zaak geen btw. Dit wordt de samenloopvrijstelling genoemd. Deze regeling wordt ook ingezet bij de aankoop van nieuwe onroerende zaken via een aandelentransactie. Bij een dergelijke transactie worden de aandelen in een vastgoed-bv met daarin nieuw onroerend goed gekocht in plaats van de onroerende zaak zelf. Er is dan geen btw verschuldigd én geen OVB. Dat vindt de wetgever ongewenst en dus wordt voor deze situatie de samenloopvrijstelling aangepast. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen nieuwe onroerende zaken die gedurende 2 jaar na de verkrijging van de aandelen voor 90% of meer voor belaste prestaties worden gebruikt (denk aan hotels en supermarkten) en nieuwe onroerende zaken die voor minder dan 90% voor btw-belaste prestaties (denk aan vrijgestelde verhuur van woningen of zorgvastgoed) worden gebruikt. In het eerste geval is de koper bij de verkrijging van de aandelen geen btw verschuldigd en ook geen OVB. In het tweede geval is de koper bij de verkrijging van de aandelen 4% OVB verschuldigd. Deze nieuwe regels voor de samenloopvrijstelling moeten vanaf 1 januari 2025 in werking treden. Let op De oude regels blijven van toepassing op projecten waarbij vóór Prinsjesdag 2023 een intentieovereenkomst was getekend én waarbij de levering van de aandelen vóór 1 januari 2030 plaatsvindt.

7 Vastgoedmaatregel fiscale beleggingsinstellingen Een fiscale beleggingsinstelling (fbi) is een bv, nv of een fonds voor gemene rekening die zich bezighoudt met het beleggen van vermogen. Als zij aan de voorwaarden voldoet, bedraagt de vennootschapsbelasting 0%. Hiervoor hoeft de fbi geen verzoek te doen. Voorgesteld is om vanaf 2025 deze speciale regels aan te passen. Vanaf dat moment mag een fbi niet meer rechtstreeks beleggen in vastgoed. Haar winst wordt dan belast tegen het reguliere Vpb-tarief. Beleggen in aandelen van een vastgoeddochter-bv mag nog wel. Daarnaast mag de fbi zich niet bemoeien met het bestuur van een verbonden vastgoedlichaam. Ook wordt de financiering met vreemd vermogen beperkt en vervalt de bestaande uitbreiding van het begrip ‘beleggen in vermogen’, die betrekking heeft op investeringen in verbetering of uitbreiding van vastgoed. Flankerende maatregel Bij deze vastgoedmaatregel wordt een flankerende maatregel voorgesteld in de overdrachtsbelasting (OVB). Het gaat daarbij om een voorwaardelijke OVB-vrijstelling in 2024 voor aankopen van vastgoed in het kader van herstructureringen die direct samenhangen met de vastgoedmaatregel. Definitie vrijgestelde beleggingsinstelling wijzigt Naast een fbi bestaat er ook een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi). Dit is een nv of fonds voor gemene rekening die zich bezighoudt met collectief beleggen. Zij kan de Belastingdienst verzoeken om vrijgesteld te worden voor de vennootschapsbelasting. Daarvoor moet zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Voorgesteld is om vanaf 2025 de definitie van ‘beleggingsinstelling’ aan te passen en te laten aansluiten bij de definitie van een beleggingsinstelling of instelling collectieve beleggingen in effecten (icbe), zoals bedoeld in de Wet op het financieel toezicht. Het vbi-regime vervalt daardoor voor het beleggen in privévermogen. Wijziging fonds voor gemene rekening Een fonds voor gemene rekening (fgr) is een overeenkomst tussen meestal een beheerder van het fonds, een bewaarder van het fonds en participanten in het fonds. Die participanten brengen geld of vermogen in het fonds in, waarvoor zij participaties krijgen in het fonds. Het fonds belegt met het ingebrachte geld en vermogen. Voor elke participatie krijgt de participant een deel van de opbrengst van de beleggingen. Er zijn twee soorten fondsen voor gemene rekening: een besloten fgr en een open fgr. Een besloten fonds is niet belastingplichtig voor de Vpb en een open fgr is dat wel. Dit fonds meldt zich hiervoor aan bij de Belastingdienst. Voorgesteld wordt om ook de definitie van een fgr vanaf 2025 te laten aansluiten bij de definitie van een beleggingsinstelling of instelling collectieve beleggingen in effecten (icbe), zoals bedoeld in de Wet op het financieel toezicht. De gewijzigde definitie voor fgr betekent dat familiefondsen niet meer zullen kwalificeren als zelfstandig belastingplichtige voor de Vpb. Het fgr dat na de wijziging niet meer voldoet aan de definitie van fgr, moet op het tijdstip direct voorafgaand aan de wijziging alle vermogensbestanddelen aan haar participanten vervreemden. Vanaf dat moment worden de resultaten in de participatie zelfstandig bij de participant in de IB of Vpb betrokken. Let op Bij de definitie voor het fgr wordt overgangsrecht voorgesteld. In 2024 kan de fgr zonder belastingheffing vermogen overdragen aan de participanten. De belastingheffing wordt daardoor uitgesteld.

8 WERKGEVERS EN WERKNEMERS Herstel maximumbedrag vrije ruimte Vorig jaar werd het percentage van de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 fiscale loonsom eenmalig verhoogd van 1,7% naar 3%. De structurele verhoging naar 1,92% werd een jaar uitgesteld. Daarbij werd abusievelijk het maximumbedrag van de eerste schijf niet aangepast. Dat wordt nu hersteld met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023. Daartoe wordt het maximumbedrag verhoogd van € 6.800 (1,7% over € 400.000) naar € 12.000 (3% over € 400.000). Boven de € 400.000 is het percentage 1,18% gebleven. Vanaf 2024 wordt het percentage alsnog 1,92% over € 400.000 en daarboven 1,18%. Vrijstelling OV-abonnementen vereenvoudigd U kunt een abonnement voor het openbaar vervoer onder de huidige regels op twee manieren onbelast verstrekken aan uw werknemers. Het demissionaire kabinet wil het onbelast verstrekken van OV-abonnementen vereenvoudigen door vanaf 2024 de twee bestaande regelingen te vervangen door één gerichte vrijstelling. Een OV-jaarkaart die u vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt aan uw werknemers, is daardoor onbelast, mits de werknemer de OV-jaarkaart ook (in welke mate dan ook) gebruikt voor zakelijke reizen, waaronder woon-werkverkeer. Verdere verhoging onbelaste reiskostenvergoeding De maximale onbelaste reiskostenvergoeding is dit jaar verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. Deze onbelaste vergoeding is een gerichte vrijstelling en komt dus niet ten laste van de vrije ruimte. Volgend jaar gaat de onbelaste reiskostenvergoeding verder omhoog naar maximaal € 0,23 per kilometer. Aanscherping criteria bijtelling zonnecelauto In 2024 blijft het bijtellingspercentage 16% voor een nieuwe elektrische auto van de zaak. Dit percentage mag je toepassen op maximaal € 30.000 van de catalogusprijs van de auto. Is de catalogusprijs hoger, dan geldt voor het meerdere een bijtellingspercentage van 22%. Maar rijdt u in een auto op waterstof of zonne-energie? Dan geldt deze splitsing in het bijtellingspercentage niet voor u. U mag daardoor bij deze auto’s over de hele aanschafprijs het lagere bijtellingspercentage van 16% toepassen. U hebt een zonnecelauto als de zonnepanelen een vermogen hebben van ten minste 1 kilowattpiek. Voorgesteld wordt om dit criterium aan te scherpen. U hebt vanaf 2024 een voor de uitzondering kwalificerende zonnecelauto als de auto geïntegreerde zonnepanelen heeft, waarbij het vermogen in wattpiek gedeeld door het verbruik in wattuur per kilometer ten minste 7 is. Deze regeling geldt niet alleen voor werkgevers en werknemers, maar ook voor ondernemers en dga’s die in een auto van de zaak rijden.

9 ALLE BELASTINGBETALERS Verhogingen in de eerste tariefschijf Het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting gaat vanaf 2024 omhoog van 36,93% naar 36,97%. Dit tarief geldt ook voor de aftrekposten. Daarnaast wordt de schijfgrens naar de tweede schijf in de inkomstenbelasting (49,5%) verhoogd van € 73.031 naar € 75.624 in 2024. Verhoging en afbouw algemene heffingskorting De bestaande algemene heffingskorting van maximaal € 3.070 wordt afgebouwd met 6,095% van het inkomen uit werk en woning (het box-1inkomen) voor zover dat meer bedraagt dan € 22.660. In 2024 gaat deze heffingskorting omhoog naar € 3.374. De afbouw begint dan bij een box-1-inkomen van € 24.904. Meer arbeidskorting De maximale arbeidskorting bedraagt € 5.052 bij een inkomen van € 37.691. Daarna wordt deze korting afgebouwd met 6,51%. In 2024 gaat de maximum arbeidskorting omhoog naar € 5.553 bij een inkomen van € 39.898. Daarna wordt de korting afgebouwd. Het afbouwpercentage blijft ongewijzigd. Meer ouderenkorting De ouderenkorting is een heffingskorting voor de belastingplichtige die bij het einde van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. De ouderenkorting van maximaal € 1.835 in 2023 gaat in 2024 omhoog naar € 2.017. U krijgt de maximale ouderenkorting bij een inkomen tot en met € 44.936 (in 2023: € 40.888). Daarna wordt de korting afgebouwd met 15%. Bent u een alleenstaande oudere? Dan hebt u bovendien recht op de alleenstaandeouderenkorting van € 526 (in 2023: € 478). Hogere gewijzigde IACK De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) bedraagt dit jaar maximaal € 2.694 en gaat in 2024 naar maximaal € 2.961. Als u werkt en een kind hebt in de leeftijd tot 12 jaar, kunt u in aanmerking komen voor de IACK. Dat is het geval als u geen fiscale partner hebt of als u die wel hebt maar uw arbeidsinkomen lager is dan dat van uw partner. Vorig jaar is besloten dat de IACK vanaf 2025 vervalt voor nieuwe gevallen. U kunt de IACK daarna nog wel benutten tot uiterlijk 2037 als uw kind is geboren vóór 1 januari 2025. De IACK stopt sowieso in het jaar nadat uw jongste kind 12 jaar is geworden. Co-ouderschap Bij co-ouderschap kunt u als ouders vanaf 1 januari 2024 allebei voor de IACK in aanmerking komen als het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van jullie huishoudens verblijft. Daarnaast wordt vanaf 2025 de inschrijfeis in de Basisregistratie Personen vervangen door een materiële eis. Aanpassing verhuisregeling in eigenwoningregeling bij partners Onder bepaalde omstandigheden maakt het uit of u uw huidige woning verkoopt vóórdat of nádat u een nieuwe woning koopt en betrekt samen met uw partner. Afhankelijk van deze volgorde ontstaat namelijk een grondslagverschil in het inkomen van de eigen woning. Dit doet zich voor als u en/of uw partner voorheen een eigen woning hebben gehad met een overwaarde. Dit grondslagverschil met als gevolg renteaftrekbeperking is niet de bedoeling geweest. Daarom wordt dit met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022 gerepareerd.

10 Giften in natura beter onderbouwen Doet u giften in natura (bijvoorbeeld muziekinstrumenten of een kunstvoorwerp) aan een goed doel, en maakt u gebruik van de giftenaftrek? In dat geval waardeert u die giften op de verkoopwaarde (de waarde in het economisch verkeer). Maar die waarde is niet altijd eenvoudig vast te stellen. Dat leidt dan ook tot fouten en/of discussies met de Belastingdienst. Daarom moet u vanaf 2024 de giften in natura met een hogere waarde dan € 10.000 (per belastingplichtige) per kalenderjaar kunnen onderbouwen met een onafhankelijk taxatierapport of een factuur, als de inspecteur van de Belastingdienst daarom vraagt. Als u dat niet kunt, kunt u de waarde van de giften in natura niet in aftrek brengen. Deze nieuwe voorwaarde geldt overigens ook voor een vennootschap die belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. Aandeel VvE-reservefonds en derdenrekening bij notaris in box 3 Aandelen in een reservefonds van een Verenging van Eigenaren (VvE) worden met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 aangemerkt als ‘bank- en spaartegoed’. Dit gaat ook gelden voor een derdenrekening bij een notaris. Voor de categorie ‘bank- en spaartegoeden geldt een veel lager forfait (in 2023: 0,36%) dan het forfait voor de ‘overige bezittingen’ (in 2023: 6,17%), waartoe deze vermogensbestanddelen nu nog worden gerekend. Stopzetting periodieke giften Als een instelling de ANBI-status verliest, kunt u als donateur de giften niet meer aftrekken, ook al bent u gebonden aan de afspraak om de periodieke giften gedurende een periode van 5 jaar te blijven doen. Vanaf 2024 krijgt u de mogelijkheid om in de (notariële of onderhandse) schenkingsakte op te nemen dat de periodieke giften aan de ANBI (of vereniging) in elk geval mogen worden beëindigd bij: • statusverlies van de ANBI (of kwalificerende vereniging); • faillissement van de ANBI (of kwalificerende vereniging); • arbeidsongeschiktheid of werkloosheid van de schenker (of een van de schenkers); Deze beëindiging is alleen mogelijk als u zelf geen invloed hebt op de genoemde omstandigheden en geldt alleen voor de nog niet vervallen uitkeringen van de periodieke gift. Deze bepaling is alleen van belang voor stopzetting binnen de 5-jaarstermijn. Overige voorstellen box 3 Naast de hiervoor genoemde herkwalificaties van box-3-vermogensbestanddelen worden ook de volgende voorstellen gedaan voor box 3: • verhoging box-3-tarief van 32% naar 34%; • geen verhoging van het heffingsvrije vermogen van € 57.000 per belastingplichtige; • in de Overbruggingswet box 3 die tot de invoering van het nieuwe box-3-stelsel geldt, wordt een onduidelijkheid bij fiscale partners weggenomen door expliciet te vermelden dat het forfaitaire rendement moet worden berekend op basis van de waarde van de bezittingen en schulden van u en uw partner tezamen. Box-3-vorderingen en schulden in dezelfde aangifte Vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouder(s) en een minderjarig kind worden gedefiscaliseerd met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023. Dat wil zeggen dat deze tegen elkaar worden weggestreept. Per saldo hoef je deze bestanddelen dus niet meer aan te geven in de IB-aangifte. Dit neemt het

11 nadeel weg in de huidige box-3-regeling dat schulden aftrekbaar zijn tegen een forfait van 2,57%, terwijl de vordering in de box-3-heffing wordt betrokken tegen een forfait van 6,17%. Nieuw box-3-stelsel in de maak Vanaf 2026 zou er een nieuw box-3-stelsel naar werkelijk rendement in werking treden. Dit wordt in elk geval een jaar uitgesteld naar 2027. Een wetsvoorstel is er nog niet, maar wel een voorstel van het demissionaire kabinet, waarop een nieuw kabinet zou kunnen voortborduren. Op dit voorstel kunnen belangstellenden tot 20 oktober 2023 reageren. Met de uitkomsten van deze consultatie kan een nieuw kabinet aan de slag om een definitief wetsvoorstel te maken. Op hoofdlijnen komt het voorstel op het volgende neer. Uitgangspunt is dat de werkelijke inkomsten minus kosten worden belast. Daarnaast worden de waardeontwikkelingen minus kosten jaarlijks in de box-3-heffing betrokken. Is er een verlies, dan mag dat vanaf een bepaalde drempel verrekend worden met box-3-inkomen uit andere jaren. Bij enkele vermogensbestanddelen (o.a. vastgoed en minder dan 5%-aandelenpakketten in familiebedrijven) wordt de waardeontwikkeling pas belast bij realisatie, bijvoorbeeld bij de verkoop van het vermogensbestanddeel. De vakantiewoning voor eigen gebruik wordt belast via een vast percentage over de WOZ-waarde. Het heffingsvrije vermogen wordt vervangen door een heffingsvrij inkomen. Zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn met betrekking tot het nieuwe box-3-stelsel informeren wij u nader. Afschaffing betalingskorting IB-aanslag Tot en met 2023 krijgt u een betalingskorting als u een voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor het lopende jaar in één keer betaalt vóór de eerste betaaldatum. U kunt daarbij de korting direct aftrekken van het te betalen bedrag. Dit voordeel wordt vanaf 1 januari 2024 afgeschaft. Aanpak no-cure-no-pay bij WOZ en bpm Er zijn no-cure-no-pay-bedrijven die namens belanghebbenden bezwaar- en beroepsprocedures starten met als voornaamste doel een proceskostenvergoeding of een vergoeding voor immateriële schade wegens het overschrijden van de redelijke termijn te incasseren. Dit laatste is het geval als het bezwaar of beroep te laat is afgehandeld. Deze procedures worden gevoerd tegen WOZ- en bpm-beschikkingen, die met enige regelmaat te laat worden afgedaan. Het demissionaire kabinet stelt de volgende drie maatregelen voor om deze no-cure-no paypraktijk aan te pakken: 1. Standaard uitbetalen van de vergoedingen voor WOZ- en bpm-procedures aan de belanghebbende zelf; 2. Verlaging forfaitaire proceskostenvergoeding voor WOZ- en bpm-procedures; 3. De hoogte van de vergoeding van immateriële schade bij WOZ- en BPMprocedures wettelijk vast te leggen. Einde STAP-budget Na bijna twee jaar komt er alweer een einde aan het STAP-budget. Deze subsidie van € 1.000 is het alternatief voor de vervallen aftrek studiekosten in de inkomstenbelasting. Het STAPbudget vervalt per 1 januari 2024. De helft van het vrijgevallen budget wordt gebruikt voor de uitbreiding van de regeling Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM). Deze subsidieregeling stimuleert het leren en ontwikkelen tijdens het werkzame leven om werknemers duurzamer inzetbaarheid te maken én te houden op de arbeidsmarkt. Vanaf volgend jaar mag deze regeling ook voor individuele scholing worden ingezet.

12 Meer huurtoeslag en kindgebonden budget De huurtoeslag en het kindgebonden budget gaan in 2024 omhoog. De huurtoeslag stijgt met maximaal € 416 per jaar. Het kindgebonden budget stijgt voor het eerste kind met maximaal € 750 per jaar, voor het tweede kind met maximaal € 883 per jaar en daar bovenop maximaal € 400 per jaar voor kinderen tussen 12 en 17 jaar. De zorgtoeslag wordt niet verhoogd in 2024. Afkoop lijfrente bij arbeidsongeschiktheid Als een lijfrente deels of geheel wordt afgekocht bij langdurige arbeidsongeschiktheid is in beginsel revisierente verschuldigd over de afkoopwaarde voor zover die waarde de afkoopgrens overschrijdt. Dit is vastgelegd in een beleidsbesluit. Dit beleid krijgt een wettelijke grondslag. Verhoging subsidiepot voor tweedehands elektrische auto’s De subsidiepot om de aanschaf van tweedehands elektrische auto’s te stimuleren wordt verhoogd. Het subsidiebedrag per auto gaat wel omlaag van € 2.000 naar € 1.000 per auto. Ook wordt er geïnvesteerd in het netwerk van laadpalen. Nieuwe eerste schijf energiebelasting aardgas In het Belastingplan 2023 was de invoering van twee nieuwe schijven in de energiebelasting per 1 januari 2024 al opgenomen. Bij een gasverbruik tussen 0 tot 1.200 m3 zou je minder energiebelasting betalen en daarboven juist meer. Het demissionaire kabinet stelt voor om vanaf 2024 de eerste schijf te begrenzen bij een gasverbruik tot 1.000 m3. De gastarieven worden niet aangepast. Wel komen er aparte aanpassingen in de energiebelasting voor blokverwarming. Introductie hardheidsclausule in de Invorderingswet Als een fiscale regeling onbedoeld onevenredig onbillijk uitvalt voor een belastingplichtige, zonder dat die regeling voorziet in een mogelijkheid voor de inspecteur om dit te herstellen, bestaat er een mogelijkheid om de staatssecretaris van Financiën te vragen om die onbillijkheid weg te nemen. De wettelijke regeling kan dan toch buiten toepassing blijven. Dit is de hardheidsclausule. Voorgesteld wordt een hardheidsclausule ook op te nemen in de Invorderingswet voor gevallen, waarbij de invordering van een belastingschuld leidt tot onbedoelde onbillijkheden.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=