De Smet Accountants - December 2023

BRIEF NIEUWS Nummer 6 December 2023 [FISCAAL] [1] [FISCAAL] [INHOUD] ■ Fiscaal Toch giftenaftrek via bv 1 Kennisgroep geeft toelichting op samenloopvrijstelling 2 Controlerapport is geen verliesbeschikking 2 Verlaging van grens excessief lenen 3 Geen verkapt dividend als koper schuld dga overneemt 4 ■ Overig nieuws Belastingklimaat niet bepalend voor vertrek ondernemers 7 Publicatie Steunpakket voor het mkb 8 Waardedaling deelneming conform aandelenbelang berekenen Op 24 mei 2004 heeft een bv, die onderdeel is van een concern, 74% van de aandelen in een tussenhoudstervennootschap, een Ltd, gekocht. Deze tussenhoudster houdt alle aandelen in een kleindochtervennootschap, ook een Ltd. De moedermaatschappij van de bv koopt de resterende 26% aandelen. Op 29 november 2004 brengt de moedermaatschappij haar belang van 26% als kapitaal in de bv in. In 2012 vindt een liquidatie van de tussenhoudster plaats. De bv claimt een liquidatieverlies van € 17,5 miljoen. De vraag is of dat liquidatieverlies aftrekbaar is. De Hoge Raad gaat in deze zaak uitvoerig in op de wijze waarop men het aftrekbare liquidatieverlies moet berekenen. Zo moet men de bezitsperiode van de bv splitsen in tijdvakken waarin haar belang in de geliquideerde tussenhoudster 74% en 100% bedroeg. Voor elk tijdvak dient men dan naar evenredigheid rekening te houden met de waardedaling van de deelneming in de kleindochter. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat de bv hier een verzwaarde bewijslast heeft. Zij moet dus het aftrekbare liquidatieverlies overtuigend aantonen. ■ Toch giftenaftrek via bv De in het Belastingplan 2024 voorgestelde afschaffing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting gaat niet door. De Tweede Kamer heeft een amendement aangenomen dat het desbetreffende artikel in het Belastingplan 2024 laat vervallen. Voor giften in de vennootschapsbelasting geldt geen drempel, wel een maximum van in beginsel 50% van de winst maar hoogstens € 100.000. Waardedaling deelneming conform aandelenbelang berekenen.

Nummer 6 December 2023 [FISCAAL] [2] [FISCAAL] ■ Kennisgroep geeft toelichting op samenloopvrijstelling Stel, een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) heeft een beperkt recht dat voor bepaalde tijd is gevestigd op een onroerende zaak die nog niet is gebruikt als bedrijfsmiddel. De bezwaarde onroerende zaak bevindt zich dus in de bouw- of handelsfase. Omdat hier sprake is van een aandelentransactie is er enkel een koopsom voor de aandelen en ontbreekt een btw-vergoeding voor het beperkte recht. Volgens de Kennisgroep overdrachtsbelasting is de samenloopvrijstelling hier niet van toepassing. De verkrijger van de aandelen is dan overdrachtsbelasting verschuldigd als zijn belang een bepaalde omvang heeft. Hierbij maakt het niet uit of rechtsgeldig is geopteerd voor belaste verhuur. Heeft het beperkte recht uitsluitend betrekking op blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines, parkeerruimte voor voertuigen, lig- en bergplaatsen voor vaartuigen of safeloketten? En was ter zake van de (rechtstreekse) vestiging van het beperkte recht van rechtswege btw verschuldigd? Dan kan de samenloopvrijstelling eventueel aan de orde zijn. Als een beperkt recht is gevestigd voor onbepaalde tijd, hangt het van de omstandigheden af of de samenloopvrijstelling geldt. ■ Maar 1× MRB naheffen voor schendingen handelaarsregeling Constateert de Belastingdienst dat op één dag met betrekking tot verschillende auto’s niet is voldaan aan de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling? Dan nog mag de fiscus maar één keer motorrijtuigenbelasting (MRB) naheffen. Dit geldt ook als de waarnemingen betrekking hebben op verschillende auto’s. Als beide waarnemingen zeer kort na elkaar op dezelfde dag hebben plaatsgevonden, mag de Belastingdienst maar één naheffingsaanslag opleggen. De belastingrechter kan een eventuele tweede opgelegde naheffingsaanslag MRB vernietigen. ■ Minder box 3-heffing ondanks late aanslag schenkbelasting Afgezien van erfbelastingschulden zijn belastingschulden geen schulden in box 3. Eventuele nadelige gevolgen van deze regel, voor schenkbelastingschulden, zijn te voorkomen door gelijk na de schenking aangifte schenkbelasting te doen. Vervolgens betaalt men de daaropvolgende voorlopige aanslag voor de peildatum van box 3. In beginsel heeft de Belastingdienst minimaal acht weken nodig om een aangifte schenkbelasting te behandelen. Toch is het mogelijk dat de inspecteur meer tijd nodig heeft om de aanslag op te leggen. In dat geval zou het bedrag van de verschuldigde, maar nog niet betaalde schenkbelasting, toch tot het box 3-vermogen behoren. De staatssecretaris van Financiën vindt dit ongewenst en keurt daarom goed dat in zo’n situatie het bedrag van de niet tijdig opgelegde (voorlopige) aanslag schenkbelasting op de peildatum niet behoort tot de waarde van de banktegoeden in box 3. Een vergelijkbare regeling bestond al voor inkomstenbelastingschulden. ■ Controlerapport is geen verliesbeschikking Een zaak voor hof Amsterdam zag op een bv die in 2016 de Belastingdienst over de vloer kreeg in het kader van een boekenonderzoek. Het verrekenbare verlies, zoals vermeld in het controlerapport, is hoger dan waar de Belastingdienst bij de aanslagoplegging rekening mee heeft gehouden. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd. De bv procedeert tegen deze navorderingsaanslagen. Eén van haar standpunten is dat zij op grond van het controlerapport recht heeft op een hogere verliesverrekening. Het hof merkt echter op dat het controlerapport een ondersteunende en controlerende functie heeft. Het is dus geen verliesvaststellingsbeschikking en wekt geen vertrouwen op. De verrekening van een verlies vindt ook plaats bij een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking van de Belastingdienst. Een lichaam is een OZR als zijn bezittingen op het moment van verkrijging van de aandelen in dat lichaam of daarvóór voor meer dan 50% bestaan of hebben bestaan uit onroerende zaken. Tegelijkertijd moet minstens 30% van de bezittingen bestaan uit Nederlandse onroerende zaken. Bovendien moet het lichaam de onroerende zaken voor minstens 70% aanhouden ten behoeve van het verhandelen of exploiteren van vastgoed. Het naheffingstijdvak is in principe twaalf maanden. Daarbij is de laatste dag, de dag waarop de fiscus constateert dat niet aan de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling is voldaan.

Nummer 6 December 2023 [FISCAAL] [FISCAAL] [3] op de envelop met het beroepschrift alleen de eigen poststempel van de indiener van het beroepschrift, maar niet de poststempel van PostNL of enig andere postbezorger? Dan is de zogeheten tweedagenregel van toepassing. Deze regel houdt in dat in beginsel een beroepschrift tijdig op de post is gedaan als het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen. De wettelijke beroepstermijn is in principe zes weken. ■ Voornemen onvoldoende voor BORheretikettering Stel een maat van een maatschap heeft een eigen woning en spaargeld dat hij tot zijn privévermogen rekent. Later brengt die maat de eigen woning en het spaargeld in de maatschap in. Als die maat later overlijdt, is volgens de fiscus en rechtbank Zeeland-West-Brabant de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) niet zomaar toe te passen op de woning en het spaargeld. Dat zou alleen mogelijk zijn als een bijzondere omstandigheid een fiscale heretikettering van de woning en het spaargeld zou rechtvaardigen. Het voornemen om de onderneming van de maatschap toekomstbestendig te maken is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid die heretikettering rechtvaardigt. ■ Vernietiging van vergrijpboete als fiscus zwijgrecht schendt In een recente zaak heeft hof Den Bosch geconstateerd dat de fiscus de dga van een bv heeft verhoord in het kader van het onderzoek naar de schuld van de bv met betrekking tot fouten in de administratie. Daarbij had de inspecteur de dga cautie moeten geven. Dat betekent dat de inspecteur de dga had moeten mededelen dat hij niet verplicht was om antwoord te geven. Maar in deze zaak heeft de fiscus de dga geen cautie gegeven omdat niet zou zijn gesproken over (de feiten voor) een boete. Het hof vindt deze stelling, gezien de inhoud van het verslag, de aanleiding van het gesprek en de aanwezigheid van de boetefraudecöordinator bij dat gesprek, volstrekt ongeloofwaardig. Omdat het zwijgrecht van de dga is geschonden, neemt het hof het verslag niet mee in de beoordeling van de boete. Werkgevers doen er goed aan om ook hun personeel in te lichten over wat zij wel en niet verplicht zijn aan de fiscus mede te delen bij een boekenonderzoek. ■ Beroepschrift met eigen poststempel? Dan geldt de tweedagenregel Een per PostNL verstuurd beroepschrift is niet per definitie te laat als het na het verstrijken van de wettelijke beroepstermijn bij de belastingrechter binnenkomt. Is het beroepschrift niet later dan een week na het einde van de beroepstermijn bij de belastingrechter binnengekomen? En staat ■ Verlaging van grens excessief lenen Als een dga excessief leent van zijn eigen bv, kan de Belastingdienst het excessieve deel aanmerken als een fictieve dividenduitkering. De toets om te bepalen of een dga in een kalenderjaar excessief heeft geleend van zijn bv, vindt plaats aan het einde van dat kalenderjaar. Tot 1 januari 2024 is een lening tot € 700.000 niet excessief. Wanneer eenmaal bij een dga een fictief dividend in aanmerking is genomen, stijgt de grens voor excessief lenen met dat bedrag. Op 26 oktober 2023 heeft de Tweede Kamer een amendement aangenomen waarmee deze grens per 1 januari 2024 wordt verlaagd naar € 500.000. Als de bv bij wijze van dividenduitkering de schuld van de dga aan de bv kwijtscheldt, hoeft de dga voor deze schuld geen forfaitair dividend op grond van de regeling voor excessief lenen bij de eigen bv in aanmerking te nemen. Een bv mag alleen maar dividend uitkeren voor zover haar eigen vermogen meer bedraagt dan de wettelijke reserves. Bovendien moet de bv na het uitkeren van het dividend in staat zijn haar betalingsverplichtingen te voldoen. Ten slotte kan een dividenduitkering gevolgen hebben voor box 3! De uitspraak van de rechtbank maakt ook duidelijk dat de inspecteur die de aangifte erfbelasting controleert niet verplicht is om het dossier voor de inkomstenbelasting te raadplegen. Daardoor is eventuele informatie die hij later verkrijgt van de IB-inspecteur over de inbreng van de eigen woning en het spaargeld een nieuw feit.

Nummer 6 December 2023 [FISCAAL] [4] [FISCAAL] ■ Eigen bijdrage niet meer aftrekbaar voor BUA-toets De beperking van btw-aftrek op grond van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA) blijft achterwege voor zover de totale waarde van de relatiegeschenken of andere giften aan dezelfde zakenrelatie of het totaal aan personeelsverstrekkingen aan dezelfde werknemer in het boekjaar niet meer bedraagt dan € 227. Volgens de website van de Belastingdienst mag men het bedrag van een te betalen eigen bijdrage voor personeelsverstrekkingen, relatiegeschenken of andere giften aftrekken van het totaal van de uitgaven dat men toetst aan het drempelbedrag. Deze aftrek van de eigen bijdrage is echter niet voorzien in het BUA. De uitleg op de website van de Belastingdienst wordt om die reden beëindigd met ingang van 1 januari 2024. Als de btw-ondernemer in verband met een prestatie aan een zakenrelatie of werknemer een btw-belaste vergoeding ontvangt, is de voorbelasting op die prestatie gewoon aftrekbaar. ■ Geen verkapt dividend als koper schuld dga overneemt Voldoet de koper van een aandelenpakket de schuldig gebleven koopsom door de schuld van de dga aan zijn bv over te nemen? Dan hoeft geen sprake te zijn van verkapt dividend! Kan de dga bijvoorbeeld de koopovereenkomst en andere stukken overleggen, waaruit blijkt dat de uitgevoerde rechtshandelingen stroken met de bedoeling van partijen? Dan zijn de partijen in werkelijkheid geen andere rechtshandelingen aangegaan dan gepresenteerd in de gesloten overeenkomsten. Dit blijkt uit een uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant. ■ Ook buitenlandse belastingplichtige moet fiscus info geven Voor buitenlandse belastingplichtigen geldt ook een informatieverplichting. Op de belastingplichtige rust immers een zekere inspanningsverplichting om de gevraagde informatie te verkrijgen. Dat geldt ook als de Belastingdienst de desbetreffende informatie eventueel op een andere wijze kan verkrijgen of als het voldoen aan het informatieverzoek de belastingplichtige tijd en geld kost. Dit is alleen anders als het handelen van de fiscus strijdig is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. ■ Ontbinding oude schenking: jubelton herleeft Een zaak voor rechtbank Zeeland-West-Brabant betreft een vrouw die in 2008 een schenking onder schuldigerkenning heeft ontvangen van haar ouders. Daarbij is een beroep gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling voor kinderen tussen de 18 en 40 jaar oud. In 2017 komen de ouders en de vrouw overeen dat deze schenking met wederzijdse goedkeuring komt te vervallen. In 2018 en 2019 schenken de ouders de vrouw bedragen voor haar woning. De vrouw wil de eenmalige verhoogde vrijstelling (ook wel jubelton genoemd) bij een schenking ten behoeve van de eigen woning toepassen. De inspecteur past de vrijstelling voor eigenwoningschenkingen slechts gedeeltelijk toe. Maar de rechtbank merkt de schenkingen in 2018 en 2019 aan als eigenwoningschenkingen. De ontbinding van de schenkingsovereenkomst is niet ingegeven door fiscale motieven. De vrouw verkeerde namelijk in financiële problemen en ze was bang dat schuldeisers de vordering bij haar ouders zou opeisen. De ontbinding van een schenking met wederzijds goedvinden heeft bovendien dezelfde gevolgen als het inroepen van een herroeping of intreden van een ontbindende voorwaarde. Feitelijk heeft de vrouw dan in 2008 geen gebruikgemaakt van de verhoogde vrijstelling. Die situatie komt dan min of meer overeen met een kennisgroepstandpunt van de Belastingdienst. Daarom heeft de vrouw op basis van een redelijke wetstoepassing volgens de rechtbank in 2018 en 2019 recht op de vrijstelling voor een eigenwoningschenking. Onder de huidige wetgeving bedraagt de eenmalige verhoogde vrijstelling maximaal € 60.298. De begunstigde moet dan de schenking gebruiken voor het financieren van een dure studie. ■ Na twintig jaar btw terugvragen is veel te laat De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. In een zaak voor rechtDe rechtbank stelt in deze uitspraak ook voorop dat het een belastingplichtige vrij staat om de fiscaal voordelige weg te kiezen. Daarom mag de inspecteur niet zomaar voor de belastingheffing een andere, meer economische betekenis geven aan de civielrechtelijke werkelijkheid. Zo’n zogeheten zelfstandige fiscale kwalificatie is wel mogelijk als fiscaal onaanvaardbare gevolgen zich voordoen. Een informatiebeschikking is een beschikking waartegen men in bezwaar en beroep kan gaan.

Nummer 6 December 2023 [FISCAAL] [FISCAAL] [5] bank Noord-Nederland hebben vennootschappen meer dan twintig jaar na het voldoen van omzetbelasting een bezwaarschrift tegen deze afdracht ingediend. Daarmee is de bezwaartermijn dus ruimschoots overschreden. Tenzij in redelijkheid niet valt te zeggen dat de vennootschappen in verzuim zijn geweest, zijn hun bezwaarschriften nietontvankelijk. De vennootschappen stellen dat zij wel eerder in bezwaar hadden kunnen gaan, maar dat pas later een reden is ontstaan om in bezwaar te gaan. De rechtbank vindt dat zo’n reden de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maakt. Dit geldt voor zowel redenen van feitelijke als juridische aard. De fiscus heeft de bezwaarschriften daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Voor een beroep tegen een ambtshalve beslissing, moet de btw-ondernemer niet bij de belastingrechter maar bij de civiele rechter zijn. ■ Geen renteaftrek over overgenomen deel aflossingsvrije lening Stel twee echtgenoten hebben vóór 2013 samen een woning gekocht (beiden voor 50%). Voor deze woning zijn zij een aflossingsvrije lening aangegaan. Na 2013 gaan de echtgenoten scheiden. Volgens het echtscheidingsconvenant blijft de ene exechtgenoot in de woning wonen en draagt de ander de economische eigendom van zijn eigendomsaandeel in de woning over aan de achterblijvende echtgenoot. In het echtscheidingsconvenant is ook geregeld dat de achtergebleven echtgenoot vanaf dat moment het aandeel van de ander in de aflossingsvrije lening overneemt. Het aandeel in de aflossingsvrije lening dat de achtergebleven echtgenoot overneemt van zijn ex-partner, voldoet niet aan de voorwaarden voor kwalificatie van eigenwoningschuld. Zo luidt althans het standpunt van de Kennisgroep onroerende zaken. ■ Verdere versobering 30%-regeling in 2024 Op grond van twee aangenomen amendementen vindt per 1 januari 2024 een verdere versobering van de 30%-regeling plaats. Vanaf die datum zal voor een ingekomen werknemer de vrijgestelde vergoeding gedurende de eerste twintig maanden forfaitair zijn vast te stellen op 30% van het belastbare loon. Voor de volgende periode van twintig maanden is de vrijgestelde vergoeding 20% van het belastbare loon. Ten slotte kan de werkgever voor de laatste periode van twintig maanden maximaal 10% van het belastbare loon forfaitair onbelast vergoeden. Een ander amendement ziet op de buitenlandse partiële belastingplicht. Dankzij deze faciliteit hoeven ingekomen buitenlandse werknemers, die gebruik maken van de 30%-regeling, geen box 2 of 3-belasting te betalen over hun buitenlands kapitaalinkomen. Per 1 januari 2024 komt die mogelijkheid te vervallen. Wel komt er overgangsrecht. ■ Werkzaamhedentoets voor dividendteruggaaf pensioenlichaam Stel dat een lichaam, dat bij wet is ingesteld en is gevestigd in een andere EU-lidstaat aldaar, onder andere werkzaamheden uitvoert die bestaan uit het verstrekken van pensioen aan (ex-)werknemers hun partners en hun kinderen. Dit lichaam valt in zijn vestigingsland niet onder een winstbelasting. Het lichaam verzoekt om teruggaaf ten laste van hem ingehouden dividendbelasting. Een belangrijke voorwaarde voor deze teruggaaf is dat het lichaam onder een bepaalde subjectieve vrijstelling van vennootschapsbelasting zou vallen als het in Nederland was gevestigd. Het gaat daarbij grofweg gezegd om de subjectieve vrijstelling voor lichamen die voor minstens 90% kwalificerende pensioenactiviteiten verrichten. De Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen stelt, dat voor het berekenen van het aandeel van de niet-kwalificerende werkzaamheden men niet mag aansluiten bij de beleggingen als ook sprake is van niet-kwalificerende werkzaamheden waarvoor het lichaam geen beleggingen aanhoudt. De kennisgroep meent dat een onderverdeling in kwalificerende en nietkwalificerende werkzaamheden op basis van inkomen wel aanvaardbaar kan zijn. Bij het maken van een onderverdeling op grond van inkomen moet wel een goede allocatie van de werkzaamheden plaatsvinden. Vanaf het moment dat de aflossingsvrije lening wordt omgezet in een lening die wel voldoet aan de aflossingseis en aan de overige voorwaarden, kwalificeert de lening wel als eigenwoningschuld. De huidige regeling om de werkelijke kosten vergoed te krijgen, blijft bestaan. Voor werknemers die in het laatste loontijdvak van 2023 een beschikking voor de 30%-regeling hebben, gaat overgangsrecht gelden. En de ingekomen werknemer die over het laatste loontijdvak 2023 gebruikmaakt van de 30%-regeling heeft tot en met 2026 nog de mogelijkheid te kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht.

Nummer 6 December 2023 [FISCAAL] [6] [FISCAAL] ■ Versoepeling van verwateringsregeling in 2025 De schenker of erflater die een indirect aanmerkelijk belang heeft van minstens 5% kan de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOR) in de Successiewet en de doorschuifregeling (DSR) voor inkomen uit aanmerkelijk belang toepassen. Is het belang lager dan 5%, dan kan hij gebruikmaken van de zogeheten verwateringsregeling, maar daarvoor is een minimaal belang van 0,5% vereist. Ook is vereist dat dit indirecte belang bij een van de rechtsvoorgangers krachtens erfrecht, huwelijksvermogensrecht of schenking van de schenker of erflater een indirect aanmerkelijk belang was. En dat dat indirecte belang uitsluitend is verwaterd door vererving, overgang krachtens huwelijksvermogensrecht of schenking. Door een aangenomen amendement vervalt per 1 januari 2025 de voorwaarde van ten minste 0,5% als de verkrijger een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn is van een hiervoor bedoelde rechtsvoorganger die een indirect aanmerkelijk belang hield in dat andere lichaam. Hierdoor kunnen oude familiebedrijven toegang blijven behouden tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, ook als de belangen al vergaand zijn verwaterd over vele familieleden. Ook krijgen toekomstige erflaters of schenkers van zeer oude familiebedrijven, die sinds de invoering van de Wet IB 2001 geen gebruik konden maken van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, toegang tot deze bedrijfsopvolgingsfaciliteiten vanaf 2025. ■ Nieuwe uitleg over pensioenaanspraak raakt aanslag niet In een zaak voor rechtbank Gelderland heeft een Nederlandse man sinds het jaar 2008 een pensioenuitkering ontvangen vanuit het United Nations Joint Staff Pension Fund (UNJSPF). Over de jaren 2015 en 2018 geeft hij het gekapitaliseerde bedrag van de pensioenuitkering op als bezitting in box 3. Bij het opleggen van de aangifte volgt de Belastingdienst de aangiftes. Naar aanleiding van een herziene aangifte over 2016 past de inspecteur medio 2018 een ambtshalve vermindering toe. Voor de rest gaat de man aanvankelijk niet in bezwaar tegen de aanslagen. Maar in 2020 verzoekt hij de fiscus om een ambtshalve vermindering. Dit verzoek komt nadat de Hoge Raad in 2019 uitspraak heeft gedaan over belastingheffing over bepaalde pensioenuitkeringen. Daarbij gaat het om pensioenuitkeringen uit pensioenaanspraken bij UNJSPF die zijn ontstaan vóór 1994. De rechtbank oordeelt dat het arrest uit 2019 is te zien als zogeheten nieuwe jurisprudentie. De Hoge Raad heeft namelijk toen voor het eerst een bepaalde rechtsnorm uitgelegd. De rechtbank constateert dat de aanslagen op het moment van het verzoek om ambtshalve vermindering al onherroepelijk vaststonden. Daarnaast is sprake van een weigeringsgrond, aangezien sprake is van nieuwe jurisprudentie. Daarom zijn de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht afgewezen. De rechtsnorm van de Hoge Raad vloeit voort uit de toepassing van het overgangsrecht van de Invoeringswet Wet IB 2001 in samenhang met de oude vrijstelling voor pensioenaanspraken. ■ Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een internetconsultatie gestart over de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden. Met dit wetsvoorstel wil de regering schijnzelfstandigheid tegengaan. De regels voor het werken met werknemers en zelfstandigen worden verduidelijkt. Nieuw is dat indicaties die wijzen op zelfstandig ondernemerschap zwaarder gaan meewegen bij de beoordeling van de arbeidsrelatie. Het beoogde tijdstip van inwerkingtreding van de maatregelen in dit voorstel is 1 juli 2025, mits uitvoerbaar. De internetconsultatie stond open tot en met 10 november 2023, maar is nog wel in te zien via https://www.internetconsultatie.nl/geslotenconsultaties. De maatregelen hebben bij inwerkingtreding onmiddellijke werking. Dit betekent dat de regels van toepassing zijn op elke arbeidsovereenkomst die op 1 juli 2025 bestaat en op arbeidsovereenkomsten die op of na die datum ingaan. In het wetvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten wordt ook het lage percentage van de vrijstelling goingconcernwaarde van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) vanaf 2025 verlaagd van 83% naar 70%. Door een aangenomen amendement wijzigt de aanpassing van dit percentage van 70 in 75.

Nummer 6 December 2023 [FISCAAL] [FISCAAL] [7] [OVERIG NIEUWS] ■ Steeds corrigeren doet afbreuk aan rittenregistratie Wil een IB-ondernemer met een auto van de zaak voorkomen dat een bijtelling op zijn belastbare winst plaatsvindt vanwege mogelijk privégebruik? Dan zal hij overtuigend moeten aantonen minder dan 500 privékilometer te hebben gereden met die auto. Hof Den Bosch heeft dat ook voorop gesteld in een onlangs gepubliceerde zaak. Het hof heeft ook opgemerkt dat aan een administratie die achteraf is opgesteld, minder bewijskracht toekomt dan aan een dagelijks bijgehouden kilometeradministratie. Bovendien had de ondernemer in deze zaak in het hoger beroep een tweede rittenregistratie overlegd. De inspecteur heeft de tweede rittenregistratie op diverse onderdelen betwist. De ondernemer ging vervolgens in op de geconstateerde verschillen. Hij verklaarde hoe hij de desbetreffende ritten in de nieuwe (tweede) rittenadministratie had moeten opnemen. Maar dat doet in de ogen van het hof afbreuk aan de door nieuwe (tweede) rittenadministratie en de daaraan toe te kennen bewijskracht. De ondernemer heeft daardoor niet kunnen aantonen minder dan 500 privékilometers te hebben gereden. Als het gaat over IB-ondernemers, hanteert de Belastingdienst vaak het begrip onttrekking in plaats van bijtelling. ■ Good Practices Fiscale Beheersing voor grote ondernemingen De Belastingdienst past de Leidraad Toezicht Grote Ondernemingen periodiek aan op basis van nieuwe ontwikkelingen in het toezicht en op basis van inzichten en ervaringen uit de praktijk van klanten en adviseurs. In september 2023 is de leidraad opnieuw herzien en aangevuld met Good Practices Fiscale Beheersing. Bij de doorontwikkeling van het horizontaal toezicht heeft de Belastingdienst gemerkt dat veel (grote) ondernemingen zich afvragen wanneer de inrichting van de fiscale beheersing (d.w.z. het tax control framework) ‘goed genoeg’ is. Om dit duidelijker te maken, verzamelde de Belastingdienst/Grote ondernemingen samen met externe deskundigen een aantal praktijkvoorbeelden van organisaties waar (onderdelen van) de fiscale beheersing zijn uitgewerkt. In deze voorbeelden reflecteert de Belastingdienst ook op de gevolgen voor het toezicht. ■ Belastingklimaat niet bepalend voor vertrek ondernemers De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft onderzoek laten doen naar de voornaamste redenen waarom bedrijven uit Nederland vertrekken of bedrijfsonderdelen uit Nederland verplaatsen. De meest concrete aanleiding voor vertrek naar het buitenland is een verandering in de bedrijfsstrategie van het moederbedrijf. Daarna komt de beperkte beschikbaarheid van personeel in Nederland. Het Nederlandse belastingklimaat speelt nauwelijks een rol. Wel geven geïnterviewde bedrijven aan de continuïteit van de 30%-regeling belangrijk te vinden. De meest genoemde pull-factor om naar het buitenland te vertrekken, is het benutten van marktkansen door in het buitenland fysieke aanwezigheid op te bouwen. Een andere belangrijke pull-factor zijn de lagere arbeidskosten in Centraal- en Oost-Europa en Azië. Een derde pullfactor is de toegang tot talent. Hoewel arbeidsmarktkrapte ook in het buitenland een punt van zorg is, zijn er regio’s en landen waar simpelweg meer mensen wonen en/of waar werknemers met specifiek gewenste profielen gemakkelijker te vinden zijn. Uit het onderzoek blijkt verder dat er onder de geïnterviewde bedrijven zorgen zijn over de groeimogelijkheden in Nederland. Veelgenoemde factoren zijn beperkt beschikbare fysieke ruimte, onvoldoende aanbod van en huisvestingsmogelijkheden voor talent, lange realisatietermijnen van nieuwe investeringen en tekorten in termen van elektrische netwerkcapaciteit. Een organisatie valt in de categorie Groot als één vennootschap in de entiteit in twee opeenvolgende jaren voldoet aan twee van de volgende drie criteria. Deze criteria zijn het hebben van meer dan € 20 miljoen aan activa (1), meer dan 250 medewerkers (2) en een omzet van meer dan € 40 miljoen (3). Organisaties die in de Top 100 profit of de Top 30 publiek vallen, behoren echter tot een eigen categorie.

[8] [Overig nieuws] [OVERIG NIEUWS] Nummer 1 Februari 2022 Ondanks de uiterst zorgvuldige wijze waarop onze berichtgeving tot stand komt, kan er natuurlijk altijd iets misgaan. De redactie, de uitgever en de verspreider sluiten bij deze aansprakelijkheid uit ter zake van eventuele onjuiste berichtgeving. Voor toelichting kunt u altijd contact met ons opnemen. [OVERIG NIEUWS] Nummer 6 December 2023 ■ Publicatie Steunpakket voor het mkb Op 12 september 2023 heeft de Europese Commissie een steunpakket voor het mkb gepubliceerd. Dit pakket bevat onder andere een voorstel voor een richtlijn inzake belastingvereenvoudiging voor het mkb. De minister van Buitenlandse Zaken heeft een Kamerbrief met een Fiche hierover gestuurd. Het demissionaire kabinet laat onder meer weten de ontwikkeling van een eenvoudig en gestandaardiseerd kader voor het rapporteren over milieu-, sociale- en bestuurlijke zaken te verwelkomen. Maar het kabinet wil voorkomen dat het mkb onnodig en/of onevenredig wordt belast met rapportageverplichtingen in het kader van duurzaamheid. Zoals opgenomen in de Richtlijn Duurzaamheidsrapportage kunnen de rapportagestandaarden voor het beursgenoteerde mkb hier een belangrijke rol spelen. Deze standaarden vormen namelijk een referentie voor wat men redelijkerwijs mag verlangen van kleine en middelgrote ondernemingen die leveranciers of klanten in de waardeketen zijn van ondernemingen die binnen de reikwijdte van de Richtlijn Duurzaamheidsrapportage vallen. Het kabinet vindt het verder in zijn algemeenheid belangrijk om ondernemers goed voor te bereiden op de aankomende ontwikkelingen. ■ Ook in 2024 € 2.950 subsidie elektrische auto De subsidie voor nieuwe elektrische auto’s blijft volgend jaar toch € 2.950. Dit schrijft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in een Kamerbrief over het onderzoeksrapport ‘De rol van de SEPP bij aanschaf van een elektrische auto’. Met deze aanpassing hoopt de staatssecretaris de regeling voor particuliere nieuwe EV’s weer iets aantrekkelijker te maken in 2024. In het aanvullende klimaatpakket van dit voorjaar is het kabinetsvoornemen opgenomen om de subsidieregeling voor gebruikte elektrische auto’s te verlengen tot en met 2029. Nadere vormgeving van deze verlenging (o.a. hoogte subsidiebedrag, catalogusprijs, minimale leeftijd voertuig, etc.) moet nog worden uitgewerkt. De (nieuwe) verlengde regeling zal met een voorhangprocedure in de loop van 2024 aan de Kamer worden voorgelegd. ■ Voorstel tot afschaffing lage-inkomensvoordeel Het lage-inkomensvoordeel (LIV) draagt maar in beperkte mate bij aan het stimuleren van werkgevers om mensen met een laag inkomen in dienst te nemen en te houden. Daarom is in het coalitieakkoord afgesproken om het LIV af te schaffen. De vrijkomende middelen worden onder meer gebruikt voor het structureel maken van het ‘loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak’, en het verzachten van de gevolgen van het afschaffen van het LIV voor de sociale werkvoorziening. Naast de afschaffing van het LIV worden de criteria van het loonkostenvoordeel, voor het herplaatsen van een werknemer met een arbeidshandicap, met het wetsvoorstel verruimd. Met de verruiming komen werkgevers in meer gevallen in aanmerking voor loonkostenvoordeel wanneer zij een werknemer met een arbeidshandicap gedeeltelijk herplaatsen in de eigen functie of (geheel of gedeeltelijk) elders in het bedrijf. Op een later moment wordt de stapsgewijze afschaffing van het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers aan het wetsvoorstel toegevoegd. Voorstel tot afschaffing lage-inkomensvoordeel.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=