STARTPUNT Nieuwe ronde Nieuwe kansen Nieuwe successen fiscale • juridische • financiële • advieszaken
2 • Startpunten 2023 Startpunten voor de ondernemer 03 Steeds minder zelfstandigenaftrek 03 Extra afschrijven op nieuwe bedrijfsmiddelen 04 FOR afstorten of niet? 05 Voortgang TEK-regeling 06 Benut Subsidieregeling Emissieloze bedrijfsauto’s 06 Benut BMKB-Groen om te investeren in duurzaamheid 07 Tegemoetkoming voor steeds minder mest uitrijden 07 Einde aanvraagperiode vaststelling TVL Q1 2022 nadert Startpunten voor de DGA 08 Gebruikelijk loon anders berekenen 08 Eerste schijf verlaagd en tarief verhoogd 08 Beperk de stand van uw rekening-courant 09 Vraag voorlopige verliesverrekening aan 09 Betalingskorting afgeschaft 09 Extra afschrijven op nieuwe bedrijfsmiddelen 09 Tijdig UBO’s trust registreren INHOUD MEEST RELEVANTE STARTPUNTEN Startpunten werkgevers en werknemers 10 Meer vrije ruimte 10 Herstel toegepast anoniementarief 10 Hogere reiskosten- en thuiswerkvergoeding 11 Deadline renseigneringsplicht betalingen aan derden nadert 11 Toch geen einde lage WW-premie bij tijdelijke urenuitbreiding 12 Toch geen extra LIV in 2023 14 Bereid u voor op het nieuwe pensioenstelsel Startpunten voor alle belastingbetalers 15 Wijzigingen eigen woning 16 Overbruggingsbox 3 16 Meer belasting voor verhuurde woningen 17 Schenkingsvrijstelling eigen woning fors verlaagd 18 Geen btw meer voor zonnepanelen op en bij woningen 18 Kinderopvangtoeslag toch extra verhoogd 19 Loket eerste aanvraag STAP-budget later open In deze brochure is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot 1 januari 2023. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. De redactie, de uitgever en de verspreider sluiten bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kunt u altijd contact met ons opnemen.
3 • Startpunten 2023 STARTPUNTEN VOOR DE ONDERNEMER De zelfstandigenaftrek bedraagt in 2023 nog maximaal € 5.030 (2022: maximaal € 6.310), maar wordt de komende jaren in rap tempo afgebouwd naar € 900 in 2027. De afbouw gaat daardoor veel sneller dan eerder was bepaald. Tot en met 2025 wordt de aftrek jaarlijks met € 1.280 verminderd. In 2026 bedraagt de afbouw € 1.270, zodat de zelfstandigenaftrek in 2027 nog € 900 bedraagt. U komt in beginsel voor deze aftrek in aanmerking als u: • jonger bent dan de AOW-gerechtigde leeftijd én • tenminste 1.225 uren én • 50% van uw totale arbeidstijd aan werkzaamheden voor uw onderneming besteedt. Extra afschrijven op nieuwe bedrijfsmiddelen Eind vorig jaar presenteerde het kabinet een aanvullend pakket maatregelen om het midden- en kleinbedrijf te ondersteunen. Een van die maatregelen betreft de mogelijkheid om in 2023 op nieuwe bedrijfsmiddelen extra af te schrijven. Concreet houdt dit in dat u op investeringen die u in 2023 doet, direct al tot maximaal 50% over de aankoopprijs minus restwaarde mag afschrijven ten laste van de winst. Over het restant moet u regulier afschrijven. Meer afschrijven in 2023 betekent minder belastbare winst, dus minder belasting betalen. Daarmee behaalt u dus een liquiditeitsvoordeel. Ook als u zelf een bedrijfsmiddel voortbrengt, mag u versneld afschrijven over de voortbrengingskosten die u in 2023 maakt. Bepaalde bedrijfsmiddelen zijn uitgesloten van deze regeling, zoals gebouwen, schepen, vliegtuigen en bedrijfsmiddelen die bestemd zijn voor de verhuur aan derden. Ook bedrijfsmiddelen waarop via een andere regeling – zoals de Vamil – al vervroegd wordt afgeschreven zijn uitgesloten. Bedrijfsmiddelen die wel kwalificeren moet u uiterlijk vóór 1 januari 2026 in gebruik hebben genomen. Meer aftrek speur- en ontwikkelingswerk Het kabinet wil ook graag dat u meer investeert in innovatie. Daarom is de aftrek voor investeringen in speur- en ontwikkelingswerk (S&O-werk) verruimd. Via deze regeling kunt u een deel van de S&O-kosten terugkrijgen. Daartoe is het bedrag van de maximale S&O-aftrek verhoogd van € 13.360 (in 2022) naar € 14.202 U komt voor de S&O- aftrek in aanmerking als u aan het urencriterium (in beginsel minimaal 1.225 uren besteed aan uw onderneming) hebt voldaan en ten minste 500 uur hebt besteed aan speur- en ontwikkelingswerk, waarvoor de RVO een S&O-verklaring heeft afgegeven. Bent u een startende ondernemer? Dan wordt het bedrag van de S&O-aftrek verhoogd met € 7.105 (in 2022: € 6.684). U kwalificeert als startende ondernemer als u in 1 of meer van de 5 voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was én voor maximaal 2 van de 5 voorafgaande kalenderjaren een S&O-verklaring hebt gekregen. Heeft u aan het begin van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en voldoet u aan het urencriterium, dan heeft u recht op 50% van de aftrek. Tip Om in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek moet u aannemelijk kunnen maken dat u aan het urencriterium hebt voldaan. Zorg dus dat u regelmatig een urenspecificatie bijhoudt van de werkzaamheden voor uw onderneming. Steeds minder zelfstandigenaftrek
4 • Startpunten 2023 FOR afstorten of niet? U kunt vanaf dit jaar geen pensioen meer opbouwen in de fiscale oudedagsreserve (FOR). Hebt u de afgelopen jaren een FOR opgebouwd? Dan kon u jaarlijks de belastbare winst verlagen met de toevoeging aan de reserve, zonder dat u feitelijk een bedrag stortte. Toch zult u op enig moment met de Belastingdienst moeten afrekenen over deze papieren reserve. Het uiterste moment daarvoor is bij staking van uw onderneming. Dan zult u de reserve moeten bijtellen bij de winst. En dan is het volle bedrag van de opgebouwde reserve belast met inkomstenbelasting. Gelukkig kunt u voor het bedrag van de opgebouwde oudedagsreserve een aftrekbare (bancaire) lijfrente bedingen, zodat u bij staking per saldo geen inkomstenbelasting verschuldigd bent. Het bedrag waarmee de FOR afneemt is immers wel belast, maar daar staat tegenover dat de premie voor de lijfrente aftrekbaar is. U moet dan natuurlijk wel voldoende liquide middelen hebben om het bedrag van de oudedagsreserve te kunnen afstorten. Hebt u tijdens de opbouw van de reserve telkens geld opzijgezet om een lijfrente te bedingen, dan kunt u (een deel van) de reserve met aftrek in 2022 nog tot 1 juli 2023 afstorten op een lijfrente. Invorderingsrente verhoogd Als u een aanslag niet op tijd betaalt, moet u invorderingsrente betalen. Deze rente is op 1 januari 2023 verhoogd van 1% naar 2% en gaat op 1 juli 2023 naar 3%. Uiteindelijk zal de invorderingsrente op 1 januari 2024 weer terug zijn op het oude niveau van 4%. Lost u momenteel op grond van de betalingsregeling af op uw coronabelastingschulden? Dan kunt u invorderingsrente besparen door sneller af te lossen, dan waartoe u op grond van de betalingsregeling verplicht bent. Maakt u gebruik van een van de versoepelingen bij de betalingsregeling, bijvoorbeeld de langere aflossingstermijn of de eenmalige betaalpauze van maximaal zes maanden, wees u er dan van bewust dat u dan meer invorderingsrente zult moeten betalen. Opgave uitbetaalde bedragen aan derden Bent u ondernemer en heeft u geen personeel (u hebt dus geen loonheffingennummer) en heeft u een uitnodiging van de Belastingdienst ontvangen om gegevens van uitbetaalde bedragen aan derden over 2022 te verstrekken? Dan bent u verplicht deze gegevens (zonder BSN!) aan te leveren. Hebt u daartoe geen uitnodiging gehad, dan mág u de gegevens over uitbetaalde bedragen aan derden aanleveren. Het betreft de volgende gegevens: • het bedrag dat u hebt uitbetaald; • de datum waarop u het bedrag hebt uitbetaald; • naam, adres en geboortedatum van de persoon aan wie u het bedrag hebt uitbetaald. Het gaat vooral om betalingen die doorgaans tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden behoren. Uitgezonderd zijn met name betalingen aan werknemers, artiesten, beroepssporters, vrijwilligers en personen die een btw-factuur hebben uitgereikt. Gegevens over personen die factureren zonder btw uitreiken of geen facturen uitreiken, moet u dus wel aanleveren. De gegevens over 2022 levert u digitaal aan bij de Belastingdienst uiterlijk 31 januari 2023. Vanaf 2023 hebt u daartoe twee mogelijkheden: via het gegevensportaal of via Digipoort. Wilt u de gegevens aanleveren via Digipoort, dan heeft u een PKIoverheid services certificaat nodig. Als u dat (nog) niet hebt, kunt u dit certificaat aanvragen bij Logius. Ondernemersaftrek verder beperkt De ondernemersaftrek is ook in 2023 verder beperkt als uw inkomen in de hoogste belastingschijf wordt belast. Die schijf begint dit jaar bij een inkomen vanaf € 73.031. Tot de ondernemersaftrek worden gerekend: de zelfstandigenaftrek, de aftrek speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, de stakingsaftrek, de mkb-winstvrijstelling en de tbs-vrijstelling. Al deze aftrekposten zijn nu nog maar aftrekbaar tegen 36,93%. In 2019 was dat nog 51,75%! Tariefsverhoging frisdrankbelasting uitgesteld De verhoging van het tarief van de belasting op alcoholvrije dranken (frisdrankbelasting) is een jaar uitgesteld. Het uitstel van de verhoging tot 1 januari 2024 leidt ertoe dat het tarief extra zal worden verhoogd, namelijk met € 26,13 per hectoliter in plaats van € 11,37. De voorgestelde uitzondering van deze verbruiksbelasting voor mineraalwater per 1 januari 2024 is wel in stand gebleven. De laagste bieraccijns voor lichte bieren moet minimaal hetzelfde tarief zijn als voor frisdrank. Vandaar dat ook dit tarief vanaf 2024 met hetzelfde bedrag als voor frisdranken wordt verhoogd.
5 • Startpunten 2023 Kort voor het Kerstreces is er meer bekend geworden over de TEK-regeling. Deze tijdelijke (november 2022 tot en met 31 december 2023) tegemoetkoming voor de energiekosten is bedoeld voor energie-intensieve mkb-bedrijven. De voorwaarden zijn al eerder bekend gemaakt: • uw bedrijf moet ingeschreven zijn in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel; • de energiekosten moeten overeenkomen met minimaal 7% van de omzet (energie-intensiteitseis); • de jaaromzet van uw bedrijf is niet hoger dan € 50 miljoen en/of het balanstotaal is niet hoger dan € 43 miljoen. Energieverbruik en omzet De tegemoetkoming wordt gebaseerd op het energieverbruik en de omzet van uw mkb-bedrijf. Om de TEK-regeling zo snel mogelijk te kunnen openstellen, is ervoor gekozen om voor het energieverbruik uit te gaan van het geschatte verbruik op basis van historische gegevens en een gemodelleerde energieprijs. Doordat de tegemoetkoming niet op basis van het werkelijke verbruik en de actuele energieprijs wordt vastgesteld, zijn er minder administratieve lasten voor zowel uw mkb-bedrijf als voor de RVO, die de regeling uitvoert. Er hoeft immers niet met facturen gewerkt te worden. Om te bepalen of uw bedrijf voldoet aan de energie- intensiteitseis van 7%, wordt dit vooraf getoetst. Het gas- en elektriciteitsverbruik wordt mede bepaald aan de hand van het standaard jaarverbruik gas per m3 en de standaard jaarafname elektriciteit in kWh. Deze gegevens worden opgevraagd bij de netbeheerders. Vervolgens wordt gerekend met een modelprijs voor 2022 voor gas en elektriciteit. Dit is het gemiddelde van het vierde kwartaal van 2022 van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde gas- en elektraprijzen voor consumenten. Deze modelprijs wordt deze maand bekendgemaakt. Denk aan de btwdeadlines bij onroerende zaken Heeft u bij de koop of verkoop van een onroerende zaak ervoor gekozen om btw-belast te leveren? In dat geval moet de koper binnen vier weken na afloop van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarin het pand aan hem/ haar is geleverd, een schriftelijke verklaring uitreiken aan de verkoper en de Belastingdienst. Daaruit moet blijken dat de koper het pand in beide jaren ook feitelijk voor 90% (soms 70%) of meer voor belaste prestaties heeft gebruikt. Bij een belaste levering in 2021 moet dat dus uiterlijk gebeuren vóór 29 januari 2023. Belaste verhuur Bij belaste verhuur van een onroerende zaak moet de huurder die niet meer aan het 90%- (soms 70%-)criterium voldoet, dit melden bij de verhuurder en bij de Belastingdienst binnen vier weken na afloop van het jaar. De omzet wordt bepaald aan de hand van de omzetgegevens over het jaar 2022 uit de btw-aangiften. Aanvragen en voorschot U kunt vanaf het eerste kwartaal 2023 uw digitale aanvraag met terugwerkende kracht tot 1 november 2022 indienen bij de RVO. De RVO beslist in beginsel binnen acht weken. Na de toekenning van de tegemoetkoming krijgt u binnen een week een voorschot van 60% van de maximale tegemoetkoming. Daarna wordt de definitieve tegemoetkoming vastgesteld. Let op De regeling is nog niet definitief en zal in elk geval ook nog moeten worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Wilt u op de hoogte gehouden worden over de voortgang en openstelling van de TEK-regeling? Meld u dan aan via de ‘houd me op de hoogte pagina’ op de website van de RVO. Voortgang TEK-regeling
6 • Startpunten 2023 Tot en met 2025 kunt u gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA). Het aanvraagloket bij de RVO is op 10 januari jl. geopend. U kunt deze subsidie krijgen bij aankoop van een nieuwe emissieloze bedrijfsauto of bij financial lease van een nieuwe emissieloze bedrijfsauto. De subsidie bedraagt 10% van de netto catalogusprijs (voertuigcategorie N1) of 10% van de verkoopprijs uit de overeenkomst zonder btw (voertuigcategorie N2 tot en met een gewicht van 4.250 kg). Bent u een kleine ondernemer of een non-profitinstelling, dan bedraagt het subsidiepercentage 12%. De netto catalogusprijs (N1) of de verkoopprijs (N2) moet minimaal € 20.000 zijn. Het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 5.000 per bedrijfsauto. Aanvragen bij RVO U kunt de subsidie alleen aanvragen als de nieuwe bedrijfsauto nog niet op uw naam staat. Overleg met de verkoper of dit mogelijk is. U moet wel in het bezit zijn van een niet-bindende koop- of leaseovereenkomst. Vervolgens krijgt u van de RVO een brief waarin staat dat u subsidie krijgt (de ‘verleningsbeschikking’). Daarna moet de auto binnen zeven maanden aan u worden geleverd. Nadat de auto aan u is geleverd en op kenteken staat, doet u bij de RVO de aanvraag voor uitbetaling van de subsidie. Benut Subsidieregeling Emissieloze bedrijfsauto’s Verplichtingen De bedrijfsauto moet onafgebroken 3 jaar op uw naam (als subsidieontvanger) staan. De RDW controleert periodiek of u aan deze eis voldoet. Bewaar daarom de koop- of financial leaseovereenkomst goed tot 3 jaar na de datum van de tenaamstelling van de bedrijfsauto. Verkoopt u de bedrijfsauto binnen de 3-jaarstermijn, dan moet u dit bij de RVO melden en (mogelijk) een deel van de subsidie terugbetalen. Ook MIA U komt voor de aanschaf van nieuwe emissieloze bedrijfsauto’s - naast de subsidie - mogelijk ook in aanmerking voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA). Dat is het geval als u investeert in een elektrisch aangedreven voertuig dat op de Milieulijst staat (code G 3101). Zodra de overeenkomst definitief is gemaakt, vraagt u de MIA binnen 3 maanden aan. De MIA komt niet in mindering op het subsidiebedrag. Maar let op, de subsidie vermindert wel de grondslag voor de MIA. Tip Ook voor een oplaadpunt kunt u MIA claimen. Om verduurzamingsinvesteringen door het mkb verder te stimuleren is het Borgstellingskrediet MKB verruimd met het Borgstellingskrediet MKB-Groen (BMKB-Groen). Daartoe wordt het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50% naar 75% van het kredietbedrag. Hierdoor kunnen kredietverstrekkers gemakkelijker en sneller kredieten verstrekken en kunnen bedrijven eerder en meer geld lenen voor groene investeringen. Hieronder worden verstaan investeringen in: • bedrijfsmiddelen die voorkomen op de Energie- investeringsaftrek (EIA)-lijst; • andere middelen die verbonden zijn aan energie- investeringen (maximaal aandeel 50%); • aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste label C. Ook de looptijd van de garantie op de BMKB-Groen financiering is verruimd van maximaal 6 jaar (bij reguliere investeringen in bedrijfsmiddelen) naar maximaal 12 jaar voor groene investeringen. Bovendien is de provisie verlaagd: 2% bij een looptijd van 24 kwartalen en 3% bij een looptijd van 25 tot en met 48 kwartalen. Hoe kunt u er gebruik van maken? U meldt u bij een geaccrediteerde kredietverstrekker aan om de financiering met BMKB-Groen aan te vragen. Dat zou mogelijk moeten zijn vanaf het eerste kwartaal van 2023, maar kan verschillen per deelnemende financier. Vraag dit na bij de kredietverstrekker. U kunt nog tot 1 juli 2023 van het BMKB-Groen gebruikmaken. Benut BMKB-Groen om te investeren in duurzaamheid
7 • Startpunten 2023 Sluiting loket POP3+2022subsidie nadert Wilt u nog gebruikmaken van de nieuwe POP3+2022-subsidie om de kosten voor het verduurzamen van uw landbouwbedrijf wat te drukken? Dan moet u uiterlijk 31 januari 2023 een aanvraag indienen bij de RVO. Op 1 februari 2023 sluit namelijk het loket. De POP3+2022-subsidie dekt 40% van uw investeringen in nieuwe kwalificerende bedrijfsmiddelen die voorkomen op een investeringslijst. Het minimale subsidiebedrag (voor een of maximaal twee investeringen) bedraagt € 20.000. Het maximale subsidiebedrag is € 150.000. U bereikt dit maximum bij minimaal € 375.000 investeringskosten. De subsidieaanvragen worden gerangschikt op basis van hun bijdrage aan de verduurzaming. Daarbij zijn de investeringen getoetst aan hun bijdrage aan efficiëntie, effectiviteit, innovatie en kans op succes/haalbaarheid. De investeringen die het meest bijdragen aan deze criteria hebben de meeste punten gekregen op de investeringslijst en komen daardoor het eerst voor de subsidie in aanmerking. Nederlandse boeren mogen meer dierlijke mest uitrijden dan andere Europese boeren. De norm is 170 kg stikstof per hectare grasland. Nederlandse boeren hadden tot en met 2022 een uitzonderingspositie. Hierdoor konden Nederlandse boeren 230 kg of 250 kg (afhankelijk van de grondsoort) stikstof aan dierlijke mest uitrijden per hectare grasland. Vanaf dit jaar is daarin verandering gekomen, waardoor de Nederlandse boeren de komende jaren steeds minder mest mogen uitrijden om uiteindelijk in 2026 te voldoen aan de norm van 170 kg stikstof per hectare grasland. De afbouw kan per gebied verschillen. Alle agrarische bedrijven moeten vanaf 2023 een Tegemoetkoming voor steeds minder mest uitrijden bemestingsplan hebben, ook de bedrijven die niet onder de uitzonderingspositie vallen. Dat plan moet beschikbaar zijn voor controle. Vanaf 2025 moet dit plan worden aangeleverd bij de RVO. De afschaffing van de uitzonderingspositie betekent onder meer extra kosten voor mestafvoer en kunstmestaanvoer. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelt een tegemoetkoming beschikbaar om deze extra kosten enigszins te ondervangen. Deze transitietegemoetkoming komt deze maand beschikbaar. Houd de berichtgeving op de site van de RVO in de gaten. Geef tijdig werkelijke omzet OVK Q4 2021 en Q1 2022 door Bent u land- of tuinbouwer en heeft u in het vierde kwartaal van 2021 (Q4 2021) gebruikgemaakt van de tegemoetkoming voor de ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven (OVK)? Dan moet u binnenkort uw omzet doorgeven aan de RVO om de definitieve tegemoetkoming te bepalen. Hiervoor hebt u nog tot en met 1 februari 2023 de tijd. Heeft u ook gebruikgemaakt van OVK Q1 2022, dan hebt u nog tot 28 februari 2023 om de werkelijke omzet door te geven. Zorg dat u uw werkelijke omzet tijdig doorgeeft en voorkom dat u onnodig moet terugbetalen. Heeft u TVL ontvangen over het eerste kwartaal van 2022 (Q1)? Dan hebt u van de RVO een vaststellingsverzoek ontvangen om uw werkelijke omzet door te geven. Op grond van die gegevens kan uw definitieve tegemoetkoming worden berekend. De uiterste datum waarop u de werkelijke omzet TVL Q1 2022 kunt doorgeven is 1 februari 2023. Zorg ervoor dat u dit tijdig doet en voorkom dat u onnodig TVL moet terugbetalen. Ga hiervoor naar de juiste periode en klik bij ‘Aanvraag’ op ‘Beheren’. Vaak hoeft u alleen maar een vinkje te zetten voor akkoord. Moet u zelf uw omzet aanvullen? Vergeet dan niet de bijlagen mee te sturen. Einde aanvraagperiode vaststelling TVL Q1 2022 nadert Tip Mocht u toch TVL moeten terugbetalen, vraag dan een betalingsregeling aan. Deadline voor vaststellingsverzoek TVL-startersregeling Q4 2021 en Q1 2022 Bent u startende ondernemer en heeft u gebruikgemaakt van de TVL-startersregeling voor het vierde kwartaal van 2021 (Q4 2021) en/of het eerste kwartaal van 2022 (Q1 2022)? Dan hebt u ook tot en met 1 februari 2023 de tijd om bij de RVO de aanvraag in te dienen voor de vaststelling van de definitieve TVL-starterssubsidie.
8 • Startpunten 2023 STARTPUNTEN VOOR DE DGA Eerste schijf verlaagd en tarief verhoogd Het vennootschapsbelastingtarief in de eerste schijf is fors verhoogd van 15% naar 19%. Daarnaast is de lengte van deze schijf verkort van een jaarwinst van € 395.000 naar € 200.000. Het tarief in de tweede schijf (vanaf een jaarwinst van € 200.000) is 25,8% gebleven. Door het verlagen van de winstgrens in de eerste schijf wordt de winst van uw bedrijf eerder belast met dit hoge tarief. Box-2-tarief nog onveranderd Het box-2-tarief in de inkomstenbelasting voor dividenden uit uw bv of over de winst bij verkoop van uw aandelen in de bv is gelijk gebleven en bedraagt 26,9%. Maar vanaf volgend jaar gaat er wel het een en ander veranderen in dit tarief. Dan worden er twee tariefschijven ingevoerd in box 2. De eerste schijf met een tarief van 24,5% geldt voor box-2-inkomsten tot € 67.000 en daarboven zal een tarief van 31% gelden. Heeft u een fiscaal partner? Dan geldt vanaf 2024 het lage box-2-tarief tot € 134.000 bij een gelijke verdeling tussen u en uw partner. . Gebruikelijk loon anders berekenen U moet als aanmerkelijkbelanghouder (5% of groter aandelenbelang) ten minste een gebruikelijk loon opnemen voor het werk dat u voor uw bv verricht. De berekeningswijze van dit loon is gewijzigd door het afschaffen van de doelmatigheidsmarge van 25%. Deze marge hield in dat u uw loon 25% lager mocht vaststellen dan gebruikelijk was voor de functie. Het gebruikelijk loon wordt vanaf 2023 in beginsel vastgesteld op het hoogste bedrag uit de volgende reeks bedragen: • het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking; • het hoogste loon van werknemers in dienst van de vennootschap of daarmee verbonden vennootschappen; of • € 51.000 Let op Heeft u een afspraak met de Belastingdienst over de hoogte van het gebruikelijk loon die is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst (vso) en loopt de geldigheid van die afspraak door in 2023? Dan blijft de vso van kracht zonder nadere afstemming met de inspecteur. Maar is bij die afspraak het loon op 75% van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking vastgesteld, dan moet u vanaf 2023 uitgaan van 100% van dat loon. Het kan daardoor verstandig zijn om de hoogte van het gebruikelijk loon nog eens tegen het licht te houden. Beperk de stand van uw rekening-courant De Belastingdienst controleert regelmatig de zakelijkheid van een rekening-courant bij de eigen bv. Uw aangifte voor de inkomstenbelasting en die van uw bv voor de vennootschapsbelasting worden daarbij beoordeeld in onderlinge samenhang. De rekening-courantverhouding met uw bv kan als onzakelijk worden aangemerkt als niet aannemelijk is dat u de schuld aan uw bv ooit aflost. Er heeft dan een definitieve vermogensverschuiving plaatsgehad van de bv naar u, waarvan u en uw bv zich bewust waren. De rekening-courant vormt dan een verkapte winstuitdeling, waarover u box-2-belasting (nu nog 26,9%) verschuldigd bent. Laat de rekening-courant dus niet te hoog oplopen. Begin met aflossen Het lenen bij uw eigen bv boven een bedrag van € 700.000 wordt bovendien belast als inkomen uit aanmerkelijk belang. Zijn uw schulden (niet zijnde eigenwoningschulden) bij uw eigen bv hoger dan € 700.000? Zorg er dan voor dat u de schuldenlast eind 2023 (het eerste moment waarop de Belastingdienst de stand van de rekening-courant en overige schulden aan uw bv controleert) zo veel als mogelijk heeft teruggebracht tot maximaal € 700.000.
9 • Startpunten 2023 Overgangsregeling uitzondering innovatieve start-ups Sinds 1 januari 2023 kunt u geen gebruik meer maken van de uitzondering op de gebruikelijkloonregeling voor aanmerkelijkbelanghouders die werken voor een innovatieve start-up. Die uitzondering hield in dat u het gebruikelijk loon gedurende 3 jaar mocht vaststellen op het wettelijk minimumloon. Maar als u in 2021 of 2022 al gebruikmaakte van deze uitzondering, dan mag u de uitzondering blijven toepassen voor de maximale duur van 3 jaar. U moet dan in 2023 (bij start in 2021 of 2022) en in 2024 (bij start in 2022) wel blijven voldoen aan de voorwaarden. Dat wil zeggen dat u een S&O-verklaring moet hebben en maximaal 5 jaar inhoudingsplichtige moet zijn voor de loonbelasting en hiervan maximaal al 2 jaar een S&O-verklaring hebben gehad. Vraag voorlopige verliesverrekening aan Als uw bv in 2022 verlies heeft geleden, kunt u zodra de aangifte vennootschapsbelasting 2022 is ingediend, een verzoek doen om voorlopige verliesverrekening. U kunt dan alvast 80% van het verlies verrekenen met winsten uit eerdere jaren. Dit levert uw bv een liquiditeitsvoordeel op, omdat zij eerder kan beschikken over een te verwachten belastingteruggaaf. De voorlopige verliesverrekening wordt later verrekend met de definitieve verliesverrekening. Betalingskorting afgeschaft Tot en met 2022 kreeg uw bv een betalingskorting als zij een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor het lopende jaar in één keer betaalde vóór de eerste betaaldatum. Uw bv kon daarbij de korting direct aftrekken van het te betalen bedrag. Dit voordeel is vanaf 1 januari 2023 vervallen. Tijdig UBO’s trust registreren Sinds 1 november 2022 moeten ook de uiteindelijk belanghebbenden (Ultimate Beneficial Owners: UBO’s) van trusts (trustees), fondsen voor gemene rekening en soortgelijke constructies worden geregistreerd in het UBO-register trusts. Het UBO-register voor trusts en soortgelijke juridische constructies maakt het voor criminelen lastiger om zich te verschuilen achter zulke constructies. Door de registratie van UBO’s is er meer transparantie, waardoor het register bijdraagt aan het voorkomen van witwassen, corruptie, fraude, belastingontduiking en de financiering van terrorisme. Wat is een trust? Een trust is een juridische constructie, die in het leven wordt geroepen door een persoon (de oprichter/settlor), waarbij goederen worden toevertrouwd aan een beheerder (de trustee) ten behoeve van een of meerdere begunstigden. De trust kent vele varianten en wordt onder meer gebruikt in de zakelijke sfeer, in familiaire sfeer, in charitatieve en in culturele sferen. Alleen de trustee van een trust, of degene die in een soortgelijke juridische constructie een vergelijkbare positie heeft als een trustee in een trust, kan de registratie van UBO’s verrichten. Ben u zelf de trustee? Dan bent u ook een UBO van de trust. Tijdig registreren De UBO’s van een trust kunnen tot uiterlijk 1 februari 2023 worden geregistreerd via de website uboregistertrusts.nl. De Kamer van Koophandel beheert het UBO-register trusts namens de ministeries van Financiën en Justitie & Veiligheid. Extra afschrijven op nieuwe bedrijfsmiddelen De hiervoor bij de startpunten voor de ondernemer genoemde mogelijkheid om in 2023 op nieuwe aangewezen bedrijfsmiddelen extra af te schrijven geldt ook voor uw vennootschapsbelastingplichtige mkb-onderneming. Ook uw bv mag op investeringen die zij in 2023 doet, direct al tot maximaal 50% over de aankoopprijs minus restwaarde afschrijven ten laste van de winst. Over het restant moet uw bv regulier afschrijven. Doordat uw bv meer mag afschrijven betaalt zij minder vennootschapsbelasting. Brengt uw bv zelf een bedrijfsmiddel voort? Ook in dat geval mag uw bv versneld afschrijven over de voortbrengingskosten die zij in 2023 maakt. Bepaalde bedrijfsmiddelen zijn uitgesloten van deze regeling, zoals gebouwen, schepen, vliegtuigen en bedrijfsmiddelen die bestemd zijn voor de verhuur aan derden. Ook bedrijfsmiddelen waarop via een andere regeling – zoals de Vamil – al vervroegd wordt afgeschreven zijn uitgesloten. Bedrijfsmiddelen die wel kwalificeren moet u uiterlijk vóór 1 januari 2026 in gebruik hebben genomen.
10 • Startpunten 2023 STARTPUNTEN VOOR WERKGEVERS EN WERKNEMERS Meer vrije ruimte Het percentage van de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 fiscale loonsom is in 2023 eenmalig verhoogd naar 3%. Dit betekent een verhoging van maximaal met € 5.200. De structurele verhoging naar 1,92% over de eerste € 400.000 loonsom die op Prinsjesdag bekend werd gemaakt, is een jaar uitgesteld. Vanaf 2024 vervalt de tijdelijke extra verhoging en wordt het percentage over de eerste € 400.000 loonsom alsnog structureel 1,92%. Boven de € 400.000 is het percentage 1,18% gebleven. Hogere reiskosten- en thuiswerkvergoeding De maximale onbelaste reiskostenvergoeding is verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. De onbelaste reiskostenvergoeding is een gerichte vrijstelling en komt dus niet ten laste van de vrije ruimte. Volgend jaar gaat de onbelaste reiskostenvergoeding verder omhoog naar maximaal € 0,22 per kilometer. U bent overigens niet altijd verplicht om deze hogere onbelaste reiskostenvergoeding te betalen aan uw werknemers. Dat hangt af van wat over de reiskostenvergoeding is afgesproken in de cao, de arbeidsovereenkomst en/of het arbeidsvoorwaardenreglement. Ook de gerichte vrijstelling voor de thuiswerkvergoeding is verhoogd. Deze onbelaste vergoeding is van € 2 per dag verhoogd naar € 2,15 per dag. Dat is iets hoger dan de eerder door de staatssecretaris van Financiën aangekondigde € 2,13. Let op bij samenloop Wanneer uw werknemer op een dag zowel thuis als op een vaste werkplek werkt, mag u niet én de gerichte vrijstelling voor reiskosten woon-werkverkeer én die voor thuiswerkkosten toepassen. Meer bijtellen voor emissieloze auto van de zaak Het bijtellingspercentage voor een nieuwe elektrische auto van de zaak is 16% gebleven, maar de catalogusprijs waarop u dit percentage mag toepassen, is verlaagd van maximaal € 35.000 naar € 30.000. Is de catalogusprijs hoger, dan geldt voor het meerdere een bijtellingspercentage van 22%. Rijdt u in een auto op waterstof of zonne-energie? Dan geldt deze splitsing in het bijtellingspercentage niet voor u. U mag daardoor bij deze auto’s over de hele aanschafprijs het lagere bijtellingspercentage van 16% toepassen. Deze regeling geldt niet alleen voor werkgevers en werknemers, maar ook voor ondernemers en directeur-grootaandeelhouders die in een auto van de zaak rijden. Heeft een werknemer aan u onvolledige of onjuiste gegevens (zoals zijn naam, adres of BSN) opgegeven, dan moet u het anoniementarief van 52% toepassen. Levert deze werknemer alsnog de volledige/juiste gegevens aan, dan geldt vanaf dat moment het reguliere tarief. Tot en met 2022 kon u de eerdere inhouding op basis van het anoniementarief niet herstellen. De werknemer kan deze hogere inhouding terugkrijgen via zijn IB-aangifte. Vanaf 2023 mag u, na ontvangst van de volledige/juiste gegevens, het eerder toegepaste anoniementarief wel binnen hetzelfde jaar herstellen. Daarvoor moet u dan correcties voor de eerdere loonaangiften van dat jaar naar de Belastingdienst sturen. Herstel toegepast anoniementarief
11 • Startpunten 2023 Keuze verplicht voor vergoeden ET-kosten Werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken, krijgen vaak een vergoeding voor de extra kosten van verblijf buiten hun land van herkomst. Dit zijn de zogenoemde extraterritoriale kosten (ET-kosten). U kunt de werkelijke ET-kosten vergoeden op declaratiebasis of op basis van de 30%-regeling. In het eerstgenoemde geval moet u de kosten aannemelijk maken. U moet de kosten en de vergoeding per werknemer bijhouden. Bij toepassing van de 30%-regeling mag u – onder voorwaarden – zonder bewijs maximaal 30% van het loon onbelast vergoeden. Tot en met 2022 kon u per loontijdvak kiezen of u de ET-kosten wilde vergoeden op declaratiebasis of op basis van de 30%-regeling. Vanaf 2023 moet u jaarlijks voor het hele kalenderjaar kiezen voor een van beide regelingen. U maakt die keuze in het eerste loontijdvak van het kalenderjaar, waarin u de ET-kosten vergoedt. Een uitzondering geldt voor de eerste vier maanden van het eerste jaar van de tewerkstelling. Voorbeeld Stel dat de ingekomen werknemer per 1 april 2023 bij u komt werken. U doet binnen vier maanden de aanvraag voor de 30%-regeling. U krijgt dan een 30%-beschikking van de Belastingdienst die terugwerkt tot 1 april 2023. Tot 1 augustus 2023 mag u dan per loontijdvak kiezen of u de ET-kosten op declaratiebasis wilt vergoeden of op basis van de 30%-regeling. Vanaf de vijfde maand (september) maakt u een keuze voor de rest van het kalenderjaar. Vanaf 2024 kiest u per kalenderjaar. Deadline renseigneringsplicht betalingen aan derden nadert Sinds 1 januari 2022 bent u ook als werkgever verplicht om gegevens over betalingen aan derden te verstrekken aan de Belastingdienst. Daartoe wordt u niet meer uitgenodigd. Uitgezonderd zijn betalingen aan werknemers, artiesten, beroepssporters, vrijwilligers en personen die een btw-factuur hebben uitgereikt. Gegevens over personen die factureren zonder btw uitreiken of geen facturen uitreiken, moet u dus wel aanleveren. U levert de volgende gegevens aan: • de BSN, de naam, het adres en de geboortedatum van de ontvanger van de betalingen; • de in het kalenderjaar uitbetaalde bedragen; en • de data waarop de betalingen zijn gedaan. Ook kostenvergoedingen moet u vermelden. Deze gegevens en inlichtingen moet u jaarlijks uiterlijk verstrekken op 31 januari na afloop van het kalenderjaar, waarop de informatie betrekking heeft. De gegevens over de uitbetalingen aan derden over 2022 moet u dus uiterlijk 31 januari 2023 hebben aangeleverd. Dat kan digitaal via het gegevensportaal of via Digipoort. Wilt u van Digi- poort gebruikmaken, dan heeft u een PKIoverheid services certificaat nodig. Als u dat (nog) niet heeft, kunt u dit certificaat aanvragen bij Logius. Toch geen einde lage WW-premie bij tijdelijke urenuitbreiding De lage WW-premie voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd blijft gelden als daarin een tijdelijke urenuitbreiding of wisselende arbeidsomvangen worden overeengekomen. Per 2023 zouden er nadere regels komen voor de hoge of de lage WW-premie bij dergelijke arbeidsovereenkomsten, maar de regels uit 2022 blijven ook in 2023 nog gelden. Dit houdt in dat zolang de werkzaamheden en de arbeidsvoorwaarden niet wijzigen, of als er geen aparte arbeidsovereenkomst wordt overeengekomen, er geen sprake is van een tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst. De lage WW-premie blijft dan van toepassing. De lage WW-premie bedraagt in 2023 2,64% en de hoge WW-premie 7,64%. Tip Heeft u in 2020, 2021 en/of in 2022 in bovenstaande situatie de hoge WW-premie betaald? Dan kunt u de te veel betaalde premie terugkrijgen door de aangiften loonheffing over die jaren te corrigeren. LKV’s aanvragen U kunt via de loonaangifte loonkostenvoordelen (LKV’s) aanvragen voor werknemers in bepaalde doelgroepen. Die groepen werknemers zijn: 1. werknemers van 56 jaar of ouder; 2. arbeidsgehandicapte werknemers; 3. iemand uit de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden; en 4. herplaatste arbeidsgehandicapte werknemers met een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering. Voor de groepen 1, 2 en 3 kunt u maximaal 3 jaar een tegemoetkoming krijgen. Voor groep 4 is die termijn 1 jaar. Het LKV bedraagt in 2023 voor deze groepen € 3,05 per verloond uur en maximaal € 6.000 per werknemer per jaar. Het LKV voor groep 3 bedraagt in 2023 € 1,01 per verloond uur en maximaal € 2.000 per werknemer per jaar. Doelgroepverklaring Wilt u gebruikmaken van de LKV’s, dan moet u over een doelgroepverklaring beschikken. De werknemer (of u met een machtiging van de werknemer) moet de doelgroepverklaring aanvragen binnen 3 maanden na de datum van indiensttreding (doelgroepen 1, 2 en 3) of van herplaatsing na twee jaar ziekte (doelgroep 4).
12 • Startpunten 2023 Toch geen extra LIV in 2023 Vorig jaar is besloten om het lage-inkomensvoordeel (LIV) in 2022 en 2023 extra te verhogen. De uurloongrenzen van het LIV worden namelijk jaarlijks aangepast aan de nieuwe bedragen van het wettelijk minimumloon (wml). Omdat het wml dit jaar fors is verhoogd (zie hierna), wordt ook het LIV extra verhoogd. U komt in 2023 voor het LIV in aanmerking als u werknemers in dienst heeft met ten minste 1.248 verloonde uren per kalenderjaar die een uurloon verdienen tussen € 12,04 en € 15,06. Het LIV bedraagt in 2023 € 0,49 per verloond uur met een maximum van € 960 per werknemer per kalenderjaar. De eenmalige verhoging naar € 0,63 per verloond uur met een maximum van € 1.242 gaat toch niet door. Het LIV wordt automatisch aan u uitbetaald in 2024. In 2025 wordt het LIV afgeschaft. Let op De verhoogde LIV over 2022 (€ 0,78 per verloond uur met een maximum van € 1.520 per werknemer per kalenderjaar) gaat wel door en wordt in 2023 automatisch aan u uitbetaald. Jeugd-LIV De uurloongrenzen voor het jeugd-LIV voor jongeren worden pas bekendgemaakt per 1 juli 2023. Dan is namelijk pas bekend hoeveel hoger het wettelijk minimum jeugdloon is ten opzichte van 2022. Het jeugd-LIV wordt in 2024 helemaal afgeschaft. U betaalt over het loon van uw werknemers meestal de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (Zvw). In bepaalde gevallen betaalt de werknemer zelf een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, die u dan inhoudt op zijn/haar nettoloon. Dat geldt bijvoorbeeld voor pseudo-werknemers (opting-in), maar ook voor dga’s (bestuurders van hun bv) die niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. De heffing of bijdrage wordt berekend over het loon van de werknemer tot een bepaald maximum. Het maximumbijdrageloon is in alle gevallen gelijk en is in 2023 verhoogd naar € 66.956 (in 2022: € 59.706). Het percentage van de werkgeversheffing Zvw is verlaagd van 6,75% Hoger maximumbijdrageloon maar lagere premiepercentage Zvw in 2022 naar 6,68% in 2023. Het percentage werknemersbijdrage Zvw bedraagt 5,43% in 2023 (in 2022: 5,50%). Inhouding nominale premie Zvw op minimumloon dan moet u wel aan de voorwaarden voldoen. Een van die uitzonderingen betreft de zorgverzekeringspremie. U mag met een schriftelijke machtiging van de werknemer de kosten voor de zorgverzekering op het uit te betalen minimumloon inhouden tot maximaal het bedrag van de gemiddelde nominale premie die een verzekerde voor de zorgverzekering betaalt. In 2023 is dat € 137,41 per maand.
13 • Startpunten 2023 Lage Aof-premie kleine werkgevers Sinds vorig jaar betaalt een kleine werkgever een lage premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en een middelgrote en grote werkgever een hoge premie. U bent in het premiejaar 2023 een kleine werkgever als uw premieloon over 2021 niet meer bedraagt dan € 905.000. Het verschil tussen de hoge en lage premie mag niet meer dan 2% bedragen. De lage premie is verhoogd van 5,49% in 2022 naar 5,82% in 2023 en hoge premie is verhoogd van 7,05% naar 7,11%. Let op Bent u een startende werkgever? Dan wordt u tijdens de eerste twee jaar als een kleine werkgever aangemerkt en betaalt u dus de lage Aof-premie. Dien tijdig vaststellingsverzoeken NOW 3 en 4 in In 2023 worden de laatste vaststellingsverzoeken voor de definitieve berekening van de NOW-subsidie afgehandeld. De data waarop u uiterlijk het vaststellingsverzoek voor de verschillende aanvraagperiodes moet hebben ingediend bij het UWV, zijn de afgelopen tijd nogal eens gewijzigd. De eerstvolgende relevante datum is 22 februari 2023. Die datum is van belang voor de drie aanvraagperiodes van NOW 3 en voor NOW 4. Heeft u van NOW 3 gebruikgemaakt, dan moet u uiterlijk op 22 februari 2023 de vaststellingsverzoeken over de derde aanvraagperiode (NOW 3.1: oktober, november en december 2020), de vierde aanvraagperiode (NOW 3.2: januari, februari en maart 2021) en over de vijfde aanvraagperiode (NOW 3.3: april, mei en juni 2021) hebben ingediend. Ook het vaststellingsverzoek voor NOW 4 (zesde aanvraagperiode: (juli t/m september 2021) moet u uiterlijk 22 februari 2023 hebben ingediend. In onderstaand schema staan volledigheidshalve alle uiterste data waarop u het vaststellingsverzoek moet hebben ingediend voor de definitieve berekening van de NOW-subsidie voor de verschillende aanvraagperiodes. NOW-aanvraagperiodes Aanvraag definitieve vaststelling t/m: 3.1 (okt t/m dec 2020) periode 3 22 februari 2023 3.2 (jan t/m mrt 2021) periode 4 22 februari 2023 3.3 (apr t/m jun 2021) periode 5 22 februari 2023 4.0 (jul t/m sep 2021) periode 6 22 februari 2023 5.0 (nov en dec 2021) periode 7 2 juni 2023 6.0 (jan t/m mrt 2022) periode 8 2 juni 2023 Forse stijging minimumloon Het wettelijk minimumloon is verhoogd met 10,15% (een bijzondere verhoging van 8,05% plus 1,934% halfjaarlijkse indexatie). Het kabinet wil hiermee werken lonender maken en het bestaansminimum verstevigen. Verhoging van het wettelijk minimumloon is van belang voor de koopkracht van werknemers nu de inflatie uitzonderlijk hoog is. Deze forse verhoging betekent voor u als werkgever dat u in de eerste helft van 2023 aan uw werknemers van 21 jaar en ouder met een fulltime dienstverband minimaal € 1.934,40 moet betalen. Per week bedraagt het minimumloon € 446,40 en per dag € 89,28. Ook stijgen de AOW-uitkeringen mee met de verhoging van het minimumloon. Door de stijging van de AOW vervalt de aanvullende inkomensondersteuning AOW (IOAOW) op termijn. Let op De stijging van de AOW-uitkering heeft ook gevolgen voor de pensioenopbouw van uw werknemers. De AOW- franchise (het deel van het loon waarover de werknemer geen pensioen opbouwt) is immers gekoppeld aan de AOW-uitkering. De franchise is daarom ook gestegen. Bij de meest gebruikte berekeningsmethodes bedraagt deze verhoging ruim € 1.500. Blijft het salaris in 2023 gelijk, dan bouwt de werknemer dus minder pensioen op.
14 • Startpunten 2023 Het Nederlandse pensioenstelsel gaat de komende jaren op de schop. Dat houdt in dat alle bestaande pensioenregelingen die u en uw werknemers zijn aangegaan uiterlijk 1 januari 2027 moeten voldoen aan de nieuwe regels. Deze nieuwe regels moeten op 1 juli 2023 ingaan. Hoewel de Eerste Kamer nog niet heeft ingestemd met deze nieuwe Wet toekomst pensioenen, willen we u toch alvast op de hoogte brengen van enkele ingrijpende wijzigingen die eraan zitten te komen. Beschikbare premieregeling Een beschikbare premieregeling met een gelijke/vaste premie voor alle werknemers wordt de nieuwe standaard. Heeft u nu geen beschikbare premieregeling, dan zult u dus uw huidige regeling moeten omzetten. Heeft u al wel een beschikbare premieregeling, dan moet u die regeling mogelijk aanpassen. De beschikbare premieregeling kent twee varianten: een solidaire en een flexibele. U en uw werknemers zullen een keuze moeten maken voor een van beide varianten. Bij een solidaire regeling wordt een ‘pensioendoelstelling’ vastgesteld aan de hand van één collectief vastgestelde (leeftijdsonafhankelijke) beleggingsmix voor alle deelnemers. Aan de hand van projecties berekent de pensioenuitvoerder periodiek de bijbehorende premie. Op de pensioendatum bedingt de deelnemer vervolgens de jaarlijkse uitkering. In een flexibele regeling wordt de ingelegde premie persoonlijk belegd en moet uw werknemer op de pensioendatum zijn uitkering bedingen. Die uitkering is in de solidaire regeling altijd variabel. In de flexibele regeling mag bij een pensioenverzekeraar de uitkering ook vast zijn. De mogelijkheid om te kiezen is echter beperkter dan deze op het eerste gezicht lijkt. Valt uw onderneming verplicht onder de pensioenregeling van een bedrijfstakpensioenfonds (BpF), dan moet u zich namelijk voegen naar wat er op centraal niveau wordt besloten over het nieuwe pensioencontract. De meeste BpF’en hebben overigens een voorkeur voor het solidaire contract. Ondernemingen die hun pensioenregeling laten uitvoeren door een verzekeraar kiezen voor het merendeel voor de flexibele variant. Bereid u voor op het nieuwe pensioenstelsel Transitieplan U en uw werknemers moeten overleggen over de aan- passing van de huidige pensioenregeling. Het resultaat van dit overleg is het transitieplan. Daarin staat ten eerste een omschrijving van de nieuwe pensioenregeling. Ten tweede staat in het transitieplan de keuze voor het al dan niet gebruikmaken van overgangsrecht dan wel de benodigde compensatieregeling als ook bestaande deelnemers overgaan naar de nieuwe regeling. En ten derde moet er voor werknemers een persoonlijk overzicht worden opgesteld dat inzicht geeft in het pensioen vóór en nà de overstap. U moet uw keuzes ook onderbouwen. Uiteindelijk zult u de nieuwe regeling uiterlijk 1 januari 2027 moeten invoeren. Dit lijkt ver weg, maar er is heel veel werk aan de winkel om de nieuwe pensioenafspraken tijdig klaar te hebben in samenspraak met pensioenuitvoerder en alle betrokkenen. Dus begin op tijd! Bent u van plan om werknemers vervroegd met pensioen te laten gaan, maak dan gebruik van een tijdelijke (tot en met 2025) verzachting van de strafheffing van 52% door de invoering van een drempelvrijstelling van maximaal € 2.037 per maand (in 2022: € 1.874). Alleen als u per maand meer uitbetaalt, moet u over het meerdere de strafheffing van Beperk strafheffing bij vervroegd pensioen 52% betalen. De strafheffing bij vervroegd pensioen komt bovenop de loonbelasting en premies die u moet inhouden en afdragen. De hoogte van de uitkering is gekoppeld aan de AOW-uitkering van de werknemer en omvat maximaal een periode van 36 maanden eindigend bij de AOW-leeftijd van de werknemer. Maximum transitievergoeding verhoogd Het wettelijk maximum voor de transitievergoeding wordt jaarlijks bijgesteld. Het maximum is voor 2023 verhoogd naar bruto € 89.000 (in 2022: € 86.000) of één bruto jaarsalaris als dat hoger is. AOW-leeftijd omhoog In 2023 is de AOW-leeftijd 66 jaar en tien maanden geworden. Dat is drie maanden later dan in 2022. In 2024 tot en met 2027 is de AOW-leeftijd 67 jaar. In 2028 wordt de AOW-leeftijd verder verhoogd naar 67 jaar en drie maanden. De AOW-leeftijd is gekoppeld aan de levensverwachting, waarbij de AOW-leeftijd minder snel stijgt doordat 1 jaar hogere levensverwachting leidt tot 8 maanden hogere AOW-leeftijd. De AOW-leeftijd wordt vijf jaar voor de ingangsdatum bekendgemaakt.
15 • Startpunten 2023 STARTPUNTEN VOOR ALLE BELASTINGBETALERS Tarieven en heffingskortingen Het tarief in de eerste schijf van de loon- en inkomstenbelasting is verlaagd van 37,07% naar 36,93%. Het tarief in de tweede schijf is 49,5% gebleven, maar deze tariefschijf begint vanaf 2023 pas bij een inkomen van € 73.031 (in 2022: € 69.398). Gewijzigde heffingskortingen De belangrijkste heffingskortingen zijn verhoogd. Zo is de maximale algemene heffingskorting verhoogd van € 2.888 in 2022 naar € 3.070 in 2023. Vanaf een inkomen van € 22.660 wordt deze heffingskorting afgebouwd met 6,095%. Daardoor hebt u vanaf een inkomen van € 73.031 geen algemene heffingskorting meer. De maximale arbeidskorting is omhoog gegaan van € 4.260 in 2022 naar € 5.052 in 2023. Ook de arbeidskorting wordt afgebouwd naar mate uw inkomen stijgt en wel met 6,51% (2022: 5,86%). De afbouw begint bij een arbeidsinkomen (winst, loon of resultaat uit overige werkzaamheden) van € 37.697. De maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is verhoogd van € 2.534 naar € 2.694. Als u werkt en een kind hebt in de leeftijd tot 12 jaar, komt u mogelijk in aanmerking voor de IACK. Dat is het geval als u geen fiscale partner hebt of als u die wel hebt maar uw arbeidsinkomen lager is dan dat van uw partner. De hoogte van de korting hangt af van uw arbeidsinkomen. De IACK wordt met 11,45% opgebouwd vanaf een arbeidsinkomen van € 5.547 (in 2022: € 5.219). De maximale ouderenkorting is verhoogd van € 1.726 in 2022 naar € 1.835 in 2023. Vanaf een verzamelinkomen van € 40.888 (in 2022: € 38.464) wordt deze korting met 15% geleidelijk afgebouwd. Tot slot noemen we de alleenstaande-ouderenkorting. Die korting wordt in 2023 ook iets verhoogd naar € 478 (in 2022: € 449). Geen algemene heffingskorting aan partner zonder inkomen Sinds 2009 wordt de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de partner zonder inkomen geleidelijk in 15 jaar met 6,67% per jaar afgebouwd tot nul. Dit betekent dat er in 2023 geen algemene heffingskorting meer wordt uitbetaald aan de partner. Let op De afbouw geldt niet voor de partner die vóór 1963 is geboren. Wijzigingen eigen woning Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tot € 1.200.000 (in 2022: € 1.130.000) is verlaagd van 0,45% naar 0,35%. Heeft u een woning met een WOZ-waarde van € 1.200.000 of meer, dan blijft het forfait 2,35%. U bent dit tarief alleen verschuldigd voor de WOZ-waarde boven € 1.200.000. Afbouw renteaftrek De aftrekposten in de hoogste belastingschijf (in 2023: € 73.031) worden geleidelijk verminderd. Dit betekent dat u de hypotheekrente nog tegen 36,93% (in plaats van 40%) in aftrek kunt brengen. Vanaf dit jaar kunt u de hypotheekrente aftrekken tegen het tarief van de eerste schijf van de loon- en inkomstenbelasting. Tip De afbouw van de hypotheekrenteaftrek kan aanleiding zijn om de voorlopige aanslag of teruggaaf te laten aanpassen. Dat geldt ook in het geval u vorig jaar uw hypotheek hebt overgesloten naar een hypotheek met een veel lagere rente, waardoor u minder renteaftrek hebt. Aftrek geen of kleine eigenwoningschuld De regeling waarbij u geen eigenwoningforfait hoeft bij te tellen bij uw inkomen als u geen of slechts een kleine hypotheek hebt, wordt stapsgewijs in 30 jaar afgebouwd. De aftrek wordt jaarlijks met 3,33% verlaagd. In 2023 is de aftrek beperkt tot 83,33%. Minder kostenaftrek Het percentage waartegen u kostenaftrek kunt claimen voor zover u inkomen hebt in de hoogste belastingschijf, is ook in 2023 verder afgebouwd. Dit percentage bedraagt nu 36,93% (in 2022: 40%). Vanaf dit jaar hebt u kostenaftrek tegen het tarief van de eerste schijf van de loon- en inkomstenbelasting. Let op De aftrekbeperking geldt niet voor de premies van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en lijfrentepremies. Die blijven in de hoogste schijf voorlopig aftrekbaar tegen 49,5%.
16 • Startpunten 2023 Dit jaar wordt de box-3-heffing op de forfaitaire spaarvariant gebaseerd. Dat blijft zo tot en met 2025. Daarna moet er een box-3-stelsel worden ingevoerd die is gebaseerd op de werkelijke rendementen van uw vermogen. Bij de forfaitaire spaarvariant is de box-3-heffng over de spaarrente vrijwel op 0% gesteld, terwijl de heffing op beleggingen ongewijzigd is. Wel wordt het fictieve rendement op beleggingsvermogen in 2023 vastgesteld op 6,17%. Overbruggingsbox 3 De vrijstelling in box 3 (het heffingvrije vermogen) is verhoogd van € 50.650 naar € 57.000 per belastingplichtige. Heeft u een fiscale partner, dan hebben jullie samen dus een vrijstelling van € 114.000. De verhoging van de box-3-vrijstelling werkt niet door naar de diverse inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen, zoals de zorg- en kinderopvangtoeslag en de eigen bijdrage aan een zorginstelling. Het box-3-tarief is verhoogd naar 32% en zal met 1% per jaar doorstijgen naar 34% in 2025. Verhuurt u woningen die onder de huurbescherming vallen? Dan past u voor de waardebepaling in box 3 de zogenoemde leegwaarderatio toe. Dat geldt ook voor de waardebepaling van een geërfde of geschonken verhuurde (of verpachte) woning. De leegwaarderatio is een oplopend percentage van de WOZ-waarde van de woning. Met ingang van 1 januari 2023 is de leegwaarderatio fors omhooggegaan, waardoor de met huurbescherming verhuurde woningen fors zwaarder worden belast met box-3-heffing of met schenk- of erfbelasting. Zo worden verhuurde woningen met een huur van 4 tot 5% van de WOZ-waarde gewaardeerd op 95% van de WOZ-waarde (in 2022: 67%). Het hoogste percentage is 100% van de WOZ-waarde geworden (bij een huur van meer dan 5% van de WOZ-waarde). Tijdelijke (ver)huurcontracten zijn uitgesloten van toepassing van de leegwaarderatio. Dit betekent feitelijk dat de leegwaarderatio voor tijdelijk verhuurde (verpachte) woningen is afgeschaft. Daarnaast wordt bij de verhuur aan verbonden partijen (bijvoorbeeld aan uw kind) het percentage van de leegwaarderatio vastgesteld op het hoogste percentage (100%). Dat geldt ook bij een jaarlijkse huurprijs van meer dan 5% ten opzichte van de WOZ-waarde. Ook voor deze situaties betekent dit feitelijk afschaffing van de leegwaarderatio. In al deze gevallen moet u de verhuurde woning dus waarderen op de WOZ-waarde. Meer belasting voor verhuurde woningen BOX 3
www.desmetaccountants.nlRkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=