De Smet Accountants - Nieuwsbrief december 2019

Nummer 6 December 2019 [ FISCAAL ] [ 2 ] [FISCAAL] JJ Lening aan bv met één project is al gauw onzakelijk Als een dga een lening verstrekt aan zijn bv, zal hij een eventueel verlies op deze vordering willen aftrekken als negatief resultaat uit terbeschikking- stelling. De Belastingdienst accepteert zo’n verlies niet als de dga in zijn hoedanigheid van aandeelhou- der de lening heeft verstrekt. Stel bijvoorbeeld dat de bv geen zekerheid bedingt en de lening gebruikt voor het enige project waarmee zij zich bezighoudt. De bv kan haar verplichtingen dan alleen voldoen met de resultaten uit het project. In zo’n situatie komen alle kwade kansen voor rekening van de dga, terwijl bij succes van het project de dga slechts een vast rentepercentage ontvangt. Een zakelijk hande- lende derde zou in zo’n geval alleen de lening willen verstrekken tegen eenwinstafhankelijke vergoe- ding, zo oordeelt Hof ’s-Gravenhage. En dat bete- kent dat zo’n lening onzakelijk is en aftrek van het afwaarderingsverlies niet is toegestaan. JJ Verkoop pand aan eigen bv tegen kostprijs kan toch onzakelijk zijn Als een houder van een aanmerkelijk belang (a.b.) in een bv een privébezitting, zoals een pand, tegen een onzakelijk hoge prijs verkoopt aan deze bv, is fiscaal gezien sprake van een verkapte winstuitde- ling. De aanmerkelijkbelanghouder moet over deze verkapte winstuitdeling ab-heffing betalen. Voor Hof ’s-Gravenhage kwamde vraag of de prijs ook te hoog kan zijn als deze prijs is gebaseerd op de aankoopprijs plus aankoop- en financieringskos- ten en kosten van verbetering en herstel. Het hof bevestigt dat ook bij een overdracht zonder winst- marge de overdrachtsprijs onzakelijk hoog kan De eerste stap omde aftrek van het afwaar- deringsverlies veilig te stellen, is om ervoor te zorgen dat de bv een terugbetalingsverplich- ting heeft. Zonder terugbetalingsverplich- ting kan namelijk niet eens sprake zijn van een schuld. zijn. Bij een verslechtering van de markt voor pan- den kan het immers gebeuren dat een zakelijk handelende derde nog niet eens de kostprijs van het pand zou bieden. JJ Wijziging in voorstel tot aanpassing liquidatieverliesregeling GroenLinks had een initiatiefwetsvoorstel inge- diend om de liquidatie- en stakingsverliesrege- ling aan te passen. In april 2019 vond een inter- netconsultatie over deze Wet aanpassing liquidatie- en stakingsverliesregeling plaats. Na de internetconsultatie is het wetsvoorstel op een paar punten aangepast. Zo moet voor de toepas- sing van de liquidatieverliesregeling sprake zijn van een zogeheten kwalificerend belang van de moedervennootschap in de geliquideerde doch- tervennootschap. Het voorstel was aanvankelijk om dit kwalificerend belang te stellen op 25% of meer. Na de internetconsultatie is besloten het kwalificerend belang te stellen op 50% of meer. Een andere aanpassing ziet op de doelmatig- heidsdrempel. Eerder stelde GroenLinks voor om de maatregelen voor het beperken van de liquida- tieverliesregeling al te laten gelden vanaf een liquidatieverlies vanaf € 1 miljoen. Nu is het plan om die drempel te verhogen naar € 5 miljoen. Het kabinet heeft kenbaar gemaakt het wets- voorstel over te nemen. Uit deze zaak blijkt ook dat het feit dat een lagere rechter de belanghebbende in het gelijk stelt niet automa- tisch betekent dat zijn standpunt pleitbaar is. Als een hogere rechter oordeelt dat het stand- punt niet-pleitbaar is, kunnen vergrijpboetes in stand blijven. JJ Deelneming kan negatief opgeofferd bedrag hebben Bij de liquidatie van een vennootschap waarin een holding een deel- neming houdt, kan een aftrekbaar verlies ontstaan. De hoogte van dit liquidatieverlies is de opgeofferde waarde van het belang na aftrek van het saldo aan genoten liquidatie-uitkeringen. Hof ’s-Her- togenbosch meent dat men het begrip opgeofferd bedrag grammati- caal moet uitleggen. Dat wil zeggen dat het opgeofferde bedrag ook negatief kan zijn. Deze situatie kan zich voordoen als een dochter- maatschappij verliezen lijdt in de periode waarin zij tot een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting behoort en vervolgens deze fiscale eenheid verlaat. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de verliezen van de dochtermaatschappij zijn verrekend met de winsten van de fiscale eenheid.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=